Strike, collective agreement demanded by the employees - 1925

Er werd al sinds 1924 onderhandeld, maar tevergeefs. Op 30 maart in Almelo (69 stakers) uitgebroken, daarna volgden op 7 april Den Haag (1130 georganiseerde stakers) en Tilburg en weer een week later Groningen (223 stakers). De actie is te beschouwen als een landelijke staking, maar in de vorm van een -wat later zou heten- speerpuntenstaking. Hoewel verscheidene (plm. 100 met 400 gezellen) patroons al overstag waren deed dreiging met uitsluiting de staking in een nederlaag eindigen. De staking ging om loonsverhoging en een voorkeursbehandeling voor bondsleden. De bonden "wilden echter trachten dit te doen op een wijze, dat zowel het bedrijf als de betrokken partijen zoo weinig mogelijk naadeel zouden ondervinden." (CBSM 1925, p. 691). Overigens noemde het CBS later een aantal van 1650 stakers. NCB33 heeft het over 1500 stakers, waarvan 1130 in Den Haag (p. 263). Boomgaard geeft de volgende cijfers: Almelo >71 stakers, 110 dagen Tilburg >75 105 Den Haag 1100 85 Groningen >237 97 _____________________________________________________ land >1483 111 , 112.366 gest.dagen. Illustratief voor hoe het in vakbonden met betrekking tot de macht van leden soms toe kan gaan is het volgende uit NCBjv: "Hierbij dient vermeld, dat onze stakende leden-schilders te Groningen zich met algemeene stemmen verklaarden tegen opheffing der stakingen en onvermoeid wilden blijven strijden. De meerderheid in onze respectieve bondsinstanties besliste evenwel anders." (p. 128). Dit werpt trouwens ook wel een ander licht op de veel genoemde gebrekkige strijdwil van christelijke arbeiders. Dat laatste wordt ook versterkt door de welhaast lyrische beschrijving van de strijdwil der arbeiders in Tilburg en Den Haag die we in RKBjv vinden. Volgens het jaarverslag van de NSGB deden 1252 van haar leden mee, 162 katholieken en 174 protestanten.

Strike, collective agreement demanded by the employees - 1925

Er werd al sinds 1924 onderhandeld, maar tevergeefs. Op 30 maart in Almelo (69 stakers) uitgebroken, daarna volgden op 7 april Den Haag (1130 georganiseerde stakers) en Tilburg en weer een week later Groningen (223 stakers). De actie is te beschouwen als een landelijke staking, maar in de vorm van een -wat later zou heten- speerpuntenstaking. Hoewel verscheidene (plm. 100 met 400 gezellen) patroons al overstag waren deed dreiging met uitsluiting de staking in een nederlaag eindigen. De staking ging om loonsverhoging en een voorkeursbehandeling voor bondsleden. De bonden "wilden echter trachten dit te doen op een wijze, dat zowel het bedrijf als de betrokken partijen zoo weinig mogelijk naadeel zouden ondervinden." (CBSM 1925, p. 691). Overigens noemde het CBS later een aantal van 1650 stakers. NCB33 heeft het over 1500 stakers, waarvan 1130 in Den Haag (p. 263). Boomgaard geeft de volgende cijfers: Almelo >71 stakers, 110 dagen Tilburg >75 105 Den Haag 1100 85 Groningen >237 97 _____________________________________________________ land >1483 111 , 112.366 gest.dagen. Illustratief voor hoe het in vakbonden met betrekking tot de macht van leden soms toe kan gaan is het volgende uit NCBjv: "Hierbij dient vermeld, dat onze stakende leden-schilders te Groningen zich met algemeene stemmen verklaarden tegen opheffing der stakingen en onvermoeid wilden blijven strijden. De meerderheid in onze respectieve bondsinstanties besliste evenwel anders." (p. 128). Dit werpt trouwens ook wel een ander licht op de veel genoemde gebrekkige strijdwil van christelijke arbeiders. Dat laatste wordt ook versterkt door de welhaast lyrische beschrijving van de strijdwil der arbeiders in Tilburg en Den Haag die we in RKBjv vinden. Volgens het jaarverslag van de NSGB deden 1252 van haar leden mee, 162 katholieken en 174 protestanten.