Strike, wage raise - 1873

De hele beweging begon eigenlijk door de daad van een fabrikant, Meyer te Amsterdam, die begin dit jaar tot twee maal toe de lonen aan zijn fabriek verhoogde. Hierop stelde de Nederlandsche Sigarenmakersbond een drietal eisen voor de andere fabrieken: 1. Afschaffing van het leerlingstelsel, 2. loonsverhoging en 3. afschaffing van het livrettenstelsel (een soort zwarte lijst). Het personeel van Carels ging voor deze eisen in staking, waarop de andere patroons hun personeel ontsloegen (500 man). Ze dreigden hun fabrieken te sluiten (uitsluiting) als de arbeiders hun lidmaatschap van de sigarenmakerbond niet op zouden zeggen. Her en der in het land gistte het. Een bericht uit Eindhoven in De Tabaksplant luidde: "Enkele belhamels…hebben daarvan gebruik gemaakt om hunne makkers op te ruijen, terwijl het misbruik van sterken drank ook het noodige heeft bijgedragen tot het plegen der plaats gehad hebbende wanordelijkheden" (6 mei 1873). Op 6 mei richtten de patroons de Vereeniging van Nederlandsche Sigaren- en Tabaksfabrikanten op met als doelstelling: bevorderen van de zedelijke en stoffelijke belangen van de werklieden, tegengaan van de algemene werkstaking en bescherming van de goedgezinde arbeiders. De bond pakte gelijk goed uit. De arbeiders werden massaal uitgesloten. 3-400 arbeiders in Utrecht, 3-400 in Rotterdam en alle sigarenmakers die hun lidmaatschap niet opzegden in Den Haag (bij Van de Boor), Delft (volgens het LD 8 van de 900), Leiden, Den Bosch, Arnhem enz.. Er was wijdverbreide steun voor de arbeiders, tot in Antwerpen en Engeland aan toe. Vanaf het laatste land werd drieëndertig duizend gulden overgemaakt. In juli kregen de Utrechters in ieder geval hun loonsverhoging, maar de staking in Amsterdam verliep en mondde uit in een gezamenlijke vereniging van patroons en gezellen De Eendracht. In januari werd de staking officieel opgeheven. De staking leidde ook nog tot invoering van een bosjesmachine bij Ijpes en Posthumus in Utrecht, zodat arbeiders niet meer nodig waren.

Strike, wage raise - 1873

De hele beweging begon eigenlijk door de daad van een fabrikant, Meyer te Amsterdam, die begin dit jaar tot twee maal toe de lonen aan zijn fabriek verhoogde. Hierop stelde de Nederlandsche Sigarenmakersbond een drietal eisen voor de andere fabrieken: 1. Afschaffing van het leerlingstelsel, 2. loonsverhoging en 3. afschaffing van het livrettenstelsel (een soort zwarte lijst). Het personeel van Carels ging voor deze eisen in staking, waarop de andere patroons hun personeel ontsloegen (500 man). Ze dreigden hun fabrieken te sluiten (uitsluiting) als de arbeiders hun lidmaatschap van de sigarenmakerbond niet op zouden zeggen. Her en der in het land gistte het. Een bericht uit Eindhoven in De Tabaksplant luidde: "Enkele belhamels…hebben daarvan gebruik gemaakt om hunne makkers op te ruijen, terwijl het misbruik van sterken drank ook het noodige heeft bijgedragen tot het plegen der plaats gehad hebbende wanordelijkheden" (6 mei 1873). Op 6 mei richtten de patroons de Vereeniging van Nederlandsche Sigaren- en Tabaksfabrikanten op met als doelstelling: bevorderen van de zedelijke en stoffelijke belangen van de werklieden, tegengaan van de algemene werkstaking en bescherming van de goedgezinde arbeiders. De bond pakte gelijk goed uit. De arbeiders werden massaal uitgesloten. 3-400 arbeiders in Utrecht, 3-400 in Rotterdam en alle sigarenmakers die hun lidmaatschap niet opzegden in Den Haag (bij Van de Boor), Delft (volgens het LD 8 van de 900), Leiden, Den Bosch, Arnhem enz.. Er was wijdverbreide steun voor de arbeiders, tot in Antwerpen en Engeland aan toe. Vanaf het laatste land werd drieëndertig duizend gulden overgemaakt. In juli kregen de Utrechters in ieder geval hun loonsverhoging, maar de staking in Amsterdam verliep en mondde uit in een gezamenlijke vereniging van patroons en gezellen De Eendracht. In januari werd de staking officieel opgeheven. De staking leidde ook nog tot invoering van een bosjesmachine bij Ijpes en Posthumus in Utrecht, zodat arbeiders niet meer nodig waren.