In een uitsluiting om het niet accepteren van het nieuwe tarief legden op 4 september 14 arbeiders het werk neer (volgens de KNG op 5 september 21); er waren 58 arbeiders uitgesloten. Houven geeft over dit conflict het volgende -voor zich sprekende- relaas: "Het bondsbestuur had op grond van meerdere, weloverwogen motieven geweigerd een staking der kettingsmeden aan de Kon. Ned. Grofsmederij te proclameren en toen men desondanks besloot tot staking over te gaan heeft het bondsbestuur elke verantwoordelijkheid daarvoor afgewezen en geweigerd steun te verlenen. Doordat de stakers wel gesteund werden door onze afdeling, alsmede door de Leidse Bestuurdersbond, ontstond een zeer onaangename toestand.". Door de uitsluiting gingen 5.000 arbeidsdagen verloren. De LBB en de afdeling Leiden van de ANMB gaven na de staking en uitsluiting nog een brochure uit om aan te geven dat het optreden van het Hoofdbestuur van alle kanten fout was. De brochure begint aldus: "Bondgenoten. U is door het Hoofdbestuur toegezonden een rapport over de uitsluiting der Leidse kettingsmakers. Dit rapport kan onze goedkeuring niet wegdragen.(...) Wat wij reeds vermoedden, toen we hoorden, dat het H.B. een rapport zou uitgeven, is juist gebleken: in plaats van objectief de zaak te behandelen, volledig alles weer te geven, doet het H.B. alle moeite dat gene naar voren te brengen, wat een ongunstig licht kan werpen op de gedragslijn der kettingsmeden, stelt vele 't feiten verkeerd voor, vertelt andere dingen half of in 't geheel niet, terwijl het zijn eigen houding zo gunstig mogelijk tracht voor te stellen, en verdoezelt, wat de rol van het H.B. en vooral van Dekkers in al te ongunstig dag licht zou kunnen stellen." (LBB10, p. 1)