Strike, - 1695

Verslag van het Aansprekersoproer van 1696 door Crafford. Hierbij ook wraakneming voor de gebeurtenissen van 1695. 1-2-1696, oproerlingen gaan naar "het huijs van een out-burgemeester de Vrijes. Het scheen nu klaar dat hier meest varentvolk bij was, omdat zij zeijden: "Die hond moet er nu aan, die heeft onze maats doen ophangen". Deezen heer was in de Admiraliteit gecommitteerd wegens de stad Amsterdam en hadde een jaar geleden mede gestemt over eenige baldadige matrosen, die haar capiteijn gedwongen hadden met zijn schip uijt zee binnen Texel in te loopen en wilde geen order pareeren. Die wierden gevonnist van te hangen. 10 Daarvan, die de belhamels en roervinken waaren en het meest schult hadden en al het ander bootsvolk en matroosen tot muijterij hadden aangegort en opgehits, die 10 waren alle de doot schuldig. Maar om genaden voor vigeur van justitie te oeffenen zoude maar 3 nijt die 10 sterven. Men liet haar alle 10 daarom looten. Wiens beurt dat het dan vallen mogt, zoude een ander ten exemple gestraft worden. Dit was haar voorwendsel om dien heer te ruineeren." "Aanvankelijk de aanval even opgehouden, maar dan gaat het verder." "Ondertusschen begonden deese Jantjes aan wederzijde van de stoep op te gaan na de deur van 't huijs. Juijst op deeze tijd zoo waren hier in huijs 2 a 3 zee capiteijnen, die ziende dat zij de deur wilden naderen, stapten daarbuijten en rescontreerden luijden die onder haar gevaren hadden. Die spraacken zij bij de naam aan, maar woorden hielpen niet zoodat zij met dat volk handgemeen wirden en te worstelen. Sommige begonnen na de deur en vensterd te klimmen….en er wordt door de burgemeester geschoten: 3 doden: 'Eén wirdt in een zee capiteijn zijn arm doodgeschooten soo als hij worstelde."

Strike, - 1695

Verslag van het Aansprekersoproer van 1696 door Crafford. Hierbij ook wraakneming voor de gebeurtenissen van 1695. 1-2-1696, oproerlingen gaan naar "het huijs van een out-burgemeester de Vrijes. Het scheen nu klaar dat hier meest varentvolk bij was, omdat zij zeijden: "Die hond moet er nu aan, die heeft onze maats doen ophangen". Deezen heer was in de Admiraliteit gecommitteerd wegens de stad Amsterdam en hadde een jaar geleden mede gestemt over eenige baldadige matrosen, die haar capiteijn gedwongen hadden met zijn schip uijt zee binnen Texel in te loopen en wilde geen order pareeren. Die wierden gevonnist van te hangen. 10 Daarvan, die de belhamels en roervinken waaren en het meest schult hadden en al het ander bootsvolk en matroosen tot muijterij hadden aangegort en opgehits, die 10 waren alle de doot schuldig. Maar om genaden voor vigeur van justitie te oeffenen zoude maar 3 nijt die 10 sterven. Men liet haar alle 10 daarom looten. Wiens beurt dat het dan vallen mogt, zoude een ander ten exemple gestraft worden. Dit was haar voorwendsel om dien heer te ruineeren." "Aanvankelijk de aanval even opgehouden, maar dan gaat het verder." "Ondertusschen begonden deese Jantjes aan wederzijde van de stoep op te gaan na de deur van 't huijs. Juijst op deeze tijd zoo waren hier in huijs 2 a 3 zee capiteijnen, die ziende dat zij de deur wilden naderen, stapten daarbuijten en rescontreerden luijden die onder haar gevaren hadden. Die spraacken zij bij de naam aan, maar woorden hielpen niet zoodat zij met dat volk handgemeen wirden en te worstelen. Sommige begonnen na de deur en vensterd te klimmen….en er wordt door de burgemeester geschoten: 3 doden: 'Eén wirdt in een zee capiteijn zijn arm doodgeschooten soo als hij worstelde."