Op 10 november 1845 hadden arbeiders al onvrede over het loon geuit; zij werden geschorst. Op 9 februari legden 70 gravers het werk neer "zij trekken de stad in, maar de aannemer weigert een loonsverhoging to te staan. Voorzien van een spandoek waarop hun eisen staan geschilderd, trekken zij daarop in protest langs het in aanleg zijnde Kanaal. Veel andere gravers sluiten zich bij hen aan." In Mierlo komt aan de mars een einde als gealarmeerde marechaussees uit Helmond en Eindhoven ingrijpen. Het stadsbestuur meldt aan de gouverneur, dat drie of vier van de voornaamste belhamels in verzekerde bewaring zijn gesteld. De rust blijft daarna gehandhaafd. Wel krijgt de stad in de volgende maanden met een groot verloop van arbeidskrachten te maken. En beloning van twee kwartjes per dag vindend e gravers blijkbaar toch een te karige beloning voor hun zware werk. Van Oorschot 1982, p. 225, naar: H.J.A. Schrijvers, De aanleg van het Eindhovens Kanaal, 1845-1846 enz, KU Nijmegen 1979, p. 77 ev