In de grietenij Hemelumer Oldeferd en Noordwolde staakten de veenarbeiders. Toen de Duitsers werden gesommeerd te vertrekken en ook gingen, wilden de Friezen weer aan het werk gaan. De Duitsers keerden daarop terug en beletten de Friezen het werk te hervatten. In een verslag uit die tijd heet het:"De Inlandsche arbeiders zijn door de vreemde turftrekkers uit de tenten verdreven, met vernieling van hunne gereedschappen." Een detachement militairen moest vervolgens de rust herstellen. "ook houden zij andere Inlandsche arbeiders daarvan terug door hun lieden uit hun werk te verjagen met bedreiging van hun armen en benen stukken te zullen slaan, hetwelk zijlieden in zoo verre reeds zijn nagekomen door een dezer Inlandsche arbeiders in een put te werpen". Het aantal stakers op de appèls bedroeg twee- tot driehonderd. Na de werkhervatting kwamen nog 25 militairen om de rust te verzekeren; zij vertrokken op 12 juni weer..