Deze kombinatie van stakingen wordt door het CBS als drie aparte konflikten geregistreerd. Op 6 december gingen bij de RET 550 arbeiders voor drie uur in staking, een dag later 900 van het GVB voor vijf uur en weer een dag later 245 van de ROTEB voor twee dagen. In Utrecht werd bij de PTT-overslag stipt gewerkt. Op verscheidene universiteiten en hogescholen werd ook aktie gevoerd door het personeel. Bovendien werd in diverse plaatsen gedemonstreerd: Leiden, Maastricht, Utrecht, Tilburg, Eindhoven en Groningen. Toen het overleg met minister Wiegel werd heropend schortten de bonden de akties op. In februari 1979 gaf de ABVA zijn verzet tegen het inleveren op. "Tegelijkertijd maakte hij (ABVA-voorzitter Dutman) bekend niet meer over acties te willen praten." (LD). Dit standpunt werd gedeeld door de KABO "Omdat de KABO de Nederlandse democratie hoog acht en realistisch genoeg is om geen verzet te plegen tegen een meerderheidsstandpunt van het kabinet." (Kabopost 22-3-1979). Na de akties besloot het uit PvdA-wethouders bestaande college van B&W in Rotterdam de bonden een rekening te sturen voor de onkosten.