Strike, wage demands excluding wage raise - 1973

Het is voor vrouwen vaak moeilijk om hetzelfde loon te bedingen als hun mannelijke collega’s, zelfs wanneer ze hetzelfde werk doen. Steun van die collega’s ligt ook niet altijd voor de hand. Toen de vrouwen van ritssluitingfabriek Optilon in 1973 het werk neerlegden, vond een aantal van de vooral mannelijke bondsbestuurders de staking niet nodig. Toch zetten de vrouwen door, gesteund door feministische vrouwen. De strijd van de Groningse staaksters ging als een schok door het land, maar ze kregen niet hun zin. Hun eis voor gelijk loon verdween in het cao-geweld van dat jaar naar de achtergrond. Toch trokken ze uiteindelijk aan het langste eind, omdat ze een belangrijk punt op de politieke agenda hadden gezet. Twee jaar na hun staking werd ongelijke betaling op basis van sekse wettelijk verboden. ‘Twee jaar na de Optilon-staking werd ongelijke betaling op basis van sekse bij wet verboden’ Maart 1973. De staaksters demonstreren in Winschoten De oudste (vastgelegde) staking waarbij vrouwen een gelijk loon eisten, vond plaats in 1896. De mannen van glasfabriek Apollo in Schiedam was een loonsverhoging toegezegd na een staking van enkele dagen. Omdat hun 160 vrouwelijke collega’s die niet kregen, legden zij op hun beurt ook het werk neer. Eigenlijk was dit dus geen staking om gelijk loon voor gelijke arbeid, maar de eis kwam dicht in de buurt. 'De mannen kregen tien gulden loonsverhoging en de vrouwen niets.' In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog ontstond een kleine golf aan vrouwenstakingen, met de roep om hetzelfde loon. In augustus 1946 bijvoorbeeld, door tien landarbeidsters in Middelburg. Na deze stakingen duurde het 20 jaar voor er weer werd gestaakt voor gelijke betaling. Op 10 december 1969 legden 27 vrouwen bij sigarenfabriek Champ-Clark in Nieuwe Pekela het werk neer. Wat was het geval? De mannen hadden tien gulden loonsverhoging gekregen en de vrouwen niets. Die lieten dat niet over hun kant gaan. Het was sowieso een onrustige tijd in deze regio: in hetzelfde jaar werd vaak gestaakt, vooral door arbeiders in de strokartonsector. Het actiecomité onder leiding van communist Fré Meis steunde ook de staaksters van Champ-Clark. Zij hielden het drie weken vol en haalden toen ook het tientje binnen. Zowel voor de vrouwen als de mannen bleek het tientje opslag echter een Pyrrusoverwinning, want het bedrijf sloot niet veel later voorgoed de poorten. Voorspel Een deel van het personeel van de gesloten sigarenfabriek ging aan het werk bij ritssluitingfabriek Optilon met vestigingen in Winschoten en Nieuw-Buinen. De vrouwen namen hun stakingservaring uiteraard mee naar hun nieuwe werkgever. Maar ook de vrouwen die er al werkten, hadden ervaring met strijd voor gelijke beloning. In een poging om na de grote haven- en metaalstaking van 1970 in Rotterdam arbeidsrust te kopen, beloofden de werkgevers alle Nederlandse werknemers een uitkering van 400 gulden. De directie van de bewuste ritssluitingfabriek bedacht dat het goedkoper was om het vrouwelijk personeel slechts de helft te geven. Een van de vrouwen die daar werkte, vertelde twintig jaar later tegen onderzoekster Mirjam Elias: “Opeens werd ik me bewust van de ongelijkheid tussen man en vrouw. Ze hebben ons het volle pond moeten geven, reken maar.” Dat lukte door te dreigen met een staking. 'Ze hebben ons het volle pond moeten geven, reken maar.' Met deze ervaringen op zak begon het jaar 1973. Het was het jaar van de grote acties in de Nederlandse industrie voor inkomensnivellering. Een van de bondseisen was dat voor gelijke arbeid ook gelijke beloning moest gelden. Deze eis was nauwelijks van belang voor de metaal-CAO, waar de meeste aandacht naar uitging, omdat in die sector vrijwel geen vrouwen werkten. Dat was heel anders bij de confectie-CAO waar Optilon onder viel. Midden in de grote stakingsbeweging sloten de vrouwen van dit bedrijf zich aan door ook in staking te gaan. Zij stelden vooral de gelijke betaling centraal, wat ze al de volgende dag een bemoedigend telegram van Dolle Mina en Man Vrouw Maatschappij opleverde. Vanuit de randstad keek iedereen die zich met vrouwenemancipatie bezighield, vol bewondering naar dit relatief kleine Groningse bedrijf. De 350 staaksters moesten het echter vooral zelf zien te rooien. Daar hielp alle media-aandacht - zoals interviews in Nieuwe Revu en actualiteitenprogramma Brandpunt - niets aan. Eerste wapenfeit De staaksters organiseerden een demonstratie door Winschoten op woensdag 28 maart. Spontaan sloot het personeel van een ander confectiebedrijf zich aan en ook een groep stakende metaalarbeiders liep mee. Volgens het verslag in de Winschoter Courant was dit ‘het eerste wapenfeit in de sociale slag voor de gelijkberechtiging.’ Enkele dagen later gingen de vrouwen zelfs naar Amsterdam om daar hun eisen voor te leggen aan de werkgeversorganisatie voor de confectie. Ook vrouwen van het Zeeuwse bedrijf Clitex waren aanwezig bij de tocht in de stromende regen door de stad. In de herinnering van het solidaire bondsbestuurslid Gerrit Kok kwam toen de ommekeer in de euforie over de actie: ‘Maar toen begonnen de teleurstellingen. Veel feministes schuilden voor de stortbui in een café. Van daaruit zwaaiden ze met een pilsje naar de drijfnatte demonstrantes. De werkgevers waren onbeschoft.’ Het eerste wapenfeit in de sociale slag voor de gelijkberechtiging. De staking duurde toch nog tot 17 april. Toen ging iedereen, ook de meestakende mannen, weer aan het werk. Teleurgesteld waren de voormalige staaksters wel, want van hun hoofdeis bleef in het CAO-akkoord niet veel over. Er zou een onderzoek plaatsvinden naar de verschillen in beloning, daar bleef het bij. Onwillige bestuurders De bonden waren helemaal niet blij met de actie van de staaksters en alle aandacht die ze naar zich toe trokken. Ze vonden het maar een afleidingsmanoeuvre. De meerderheid van de - vooral mannelijke - bestuurders begreep eigenlijk niet waar de vrouwen zich druk over maakten. Deze houding bleek al tijdens de staking, toen de vrouwen op 2 april terugreisden van Amsterdam naar Winschoten. Ze wilden het landelijk actiecentrum van de grote industriestakingen bezoeken, maar mochten niet eens de zaal in. Wel werd ze wat geld toegestopt om onderweg ergens uit eten te kunnen gaan. Heel duidelijk bleek de houding van de bonden uit het jaarverslag van de Industriebond NVV. Op pagina 62 staat daar over de staaksters: ‘De vrouwen stonden alras midden in de belangstelling en zagen zich fanatiek toegejuicht door Dolle Mina’s, Rooie Vrouwen, en wat dies meer zij. Terwijl ze ten strijde trokken tegen een probleem dat bij hen nauwelijks speelde.’ De staking moest maar worden opgevat als een fout in het stakingsfront. Zo kregen de staaksters achteraf nog een trap na vanuit de eigen gelederen. In de woorden van onderzoekster Tineke van Gessel: ‘Nog altijd staat de staking geboekstaafd als het voorbeeld van een onsolidaire houding van de vakbonden tegenover vrouwen.’ Maatschappelijke erkenning Buiten de bonden kregen de vrouwen veel meer erkenning. Met als hoogtepunt de toekenning van de Wilhelmina Druckerprijs door het weekblad Libelle. In februari 1974 reisden de staaksters opnieuw naar de hoofdstad. Nu om deze prijs, een bronzen beeldje van de vrouw die al in de negentiende eeuw streed voor gelijke rechten, in het Concertgebouw in ontvangst te nemen. Dolle Mina maakte van de gelegenheid gebruik om op de tafel van NVV-voorzitter Wim Kok een bosje judaspenningen neer te leggen als blijk van ‘waardering’ voor de houding van de bonden tijdens de staking. De staaksters vonden dergelijke uitingen op dat moment niet op hun plaats, ondanks alle teleurstellingen. Maar na het lezen van het hierboven geciteerde jaarverslag van de Industriebond zei een van hen: “Toen ik het bondsverslag van de actie onder ogen kreeg, dacht ik: ‘Ze hadden toch gelijk, die Dolle Mina’s’.” Weerbarstige praktijk In de afgelopen 35 jaar is er heel wat veranderd. In 1975 nam de Kamer een wet aan die een eind moest maken aan de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. Toen deze wet een jaar later in werking trad, was het niet meer toegestaan om mensen op grond van hun sekse verschillend te betalen. Op 1 maart 1980 tekende koningin Juliana een wet waarin ook een gelijke behandeling was opgenomen. Er lijkt dus geen vuiltje meer aan de lucht, nu alles wettelijk goed is geregeld.

Strike, wage demands excluding wage raise - 1973

Het is voor vrouwen vaak moeilijk om hetzelfde loon te bedingen als hun mannelijke collega’s, zelfs wanneer ze hetzelfde werk doen. Steun van die collega’s ligt ook niet altijd voor de hand. Toen de vrouwen van ritssluitingfabriek Optilon in 1973 het werk neerlegden, vond een aantal van de vooral mannelijke bondsbestuurders de staking niet nodig. Toch zetten de vrouwen door, gesteund door feministische vrouwen. De strijd van de Groningse staaksters ging als een schok door het land, maar ze kregen niet hun zin. Hun eis voor gelijk loon verdween in het cao-geweld van dat jaar naar de achtergrond. Toch trokken ze uiteindelijk aan het langste eind, omdat ze een belangrijk punt op de politieke agenda hadden gezet. Twee jaar na hun staking werd ongelijke betaling op basis van sekse wettelijk verboden. ‘Twee jaar na de Optilon-staking werd ongelijke betaling op basis van sekse bij wet verboden’ Maart 1973. De staaksters demonstreren in Winschoten De oudste (vastgelegde) staking waarbij vrouwen een gelijk loon eisten, vond plaats in 1896. De mannen van glasfabriek Apollo in Schiedam was een loonsverhoging toegezegd na een staking van enkele dagen. Omdat hun 160 vrouwelijke collega’s die niet kregen, legden zij op hun beurt ook het werk neer. Eigenlijk was dit dus geen staking om gelijk loon voor gelijke arbeid, maar de eis kwam dicht in de buurt. 'De mannen kregen tien gulden loonsverhoging en de vrouwen niets.' In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog ontstond een kleine golf aan vrouwenstakingen, met de roep om hetzelfde loon. In augustus 1946 bijvoorbeeld, door tien landarbeidsters in Middelburg. Na deze stakingen duurde het 20 jaar voor er weer werd gestaakt voor gelijke betaling. Op 10 december 1969 legden 27 vrouwen bij sigarenfabriek Champ-Clark in Nieuwe Pekela het werk neer. Wat was het geval? De mannen hadden tien gulden loonsverhoging gekregen en de vrouwen niets. Die lieten dat niet over hun kant gaan. Het was sowieso een onrustige tijd in deze regio: in hetzelfde jaar werd vaak gestaakt, vooral door arbeiders in de strokartonsector. Het actiecomité onder leiding van communist Fré Meis steunde ook de staaksters van Champ-Clark. Zij hielden het drie weken vol en haalden toen ook het tientje binnen. Zowel voor de vrouwen als de mannen bleek het tientje opslag echter een Pyrrusoverwinning, want het bedrijf sloot niet veel later voorgoed de poorten. Voorspel Een deel van het personeel van de gesloten sigarenfabriek ging aan het werk bij ritssluitingfabriek Optilon met vestigingen in Winschoten en Nieuw-Buinen. De vrouwen namen hun stakingservaring uiteraard mee naar hun nieuwe werkgever. Maar ook de vrouwen die er al werkten, hadden ervaring met strijd voor gelijke beloning. In een poging om na de grote haven- en metaalstaking van 1970 in Rotterdam arbeidsrust te kopen, beloofden de werkgevers alle Nederlandse werknemers een uitkering van 400 gulden. De directie van de bewuste ritssluitingfabriek bedacht dat het goedkoper was om het vrouwelijk personeel slechts de helft te geven. Een van de vrouwen die daar werkte, vertelde twintig jaar later tegen onderzoekster Mirjam Elias: “Opeens werd ik me bewust van de ongelijkheid tussen man en vrouw. Ze hebben ons het volle pond moeten geven, reken maar.” Dat lukte door te dreigen met een staking. 'Ze hebben ons het volle pond moeten geven, reken maar.' Met deze ervaringen op zak begon het jaar 1973. Het was het jaar van de grote acties in de Nederlandse industrie voor inkomensnivellering. Een van de bondseisen was dat voor gelijke arbeid ook gelijke beloning moest gelden. Deze eis was nauwelijks van belang voor de metaal-CAO, waar de meeste aandacht naar uitging, omdat in die sector vrijwel geen vrouwen werkten. Dat was heel anders bij de confectie-CAO waar Optilon onder viel. Midden in de grote stakingsbeweging sloten de vrouwen van dit bedrijf zich aan door ook in staking te gaan. Zij stelden vooral de gelijke betaling centraal, wat ze al de volgende dag een bemoedigend telegram van Dolle Mina en Man Vrouw Maatschappij opleverde. Vanuit de randstad keek iedereen die zich met vrouwenemancipatie bezighield, vol bewondering naar dit relatief kleine Groningse bedrijf. De 350 staaksters moesten het echter vooral zelf zien te rooien. Daar hielp alle media-aandacht - zoals interviews in Nieuwe Revu en actualiteitenprogramma Brandpunt - niets aan. Eerste wapenfeit De staaksters organiseerden een demonstratie door Winschoten op woensdag 28 maart. Spontaan sloot het personeel van een ander confectiebedrijf zich aan en ook een groep stakende metaalarbeiders liep mee. Volgens het verslag in de Winschoter Courant was dit ‘het eerste wapenfeit in de sociale slag voor de gelijkberechtiging.’ Enkele dagen later gingen de vrouwen zelfs naar Amsterdam om daar hun eisen voor te leggen aan de werkgeversorganisatie voor de confectie. Ook vrouwen van het Zeeuwse bedrijf Clitex waren aanwezig bij de tocht in de stromende regen door de stad. In de herinnering van het solidaire bondsbestuurslid Gerrit Kok kwam toen de ommekeer in de euforie over de actie: ‘Maar toen begonnen de teleurstellingen. Veel feministes schuilden voor de stortbui in een café. Van daaruit zwaaiden ze met een pilsje naar de drijfnatte demonstrantes. De werkgevers waren onbeschoft.’ Het eerste wapenfeit in de sociale slag voor de gelijkberechtiging. De staking duurde toch nog tot 17 april. Toen ging iedereen, ook de meestakende mannen, weer aan het werk. Teleurgesteld waren de voormalige staaksters wel, want van hun hoofdeis bleef in het CAO-akkoord niet veel over. Er zou een onderzoek plaatsvinden naar de verschillen in beloning, daar bleef het bij. Onwillige bestuurders De bonden waren helemaal niet blij met de actie van de staaksters en alle aandacht die ze naar zich toe trokken. Ze vonden het maar een afleidingsmanoeuvre. De meerderheid van de - vooral mannelijke - bestuurders begreep eigenlijk niet waar de vrouwen zich druk over maakten. Deze houding bleek al tijdens de staking, toen de vrouwen op 2 april terugreisden van Amsterdam naar Winschoten. Ze wilden het landelijk actiecentrum van de grote industriestakingen bezoeken, maar mochten niet eens de zaal in. Wel werd ze wat geld toegestopt om onderweg ergens uit eten te kunnen gaan. Heel duidelijk bleek de houding van de bonden uit het jaarverslag van de Industriebond NVV. Op pagina 62 staat daar over de staaksters: ‘De vrouwen stonden alras midden in de belangstelling en zagen zich fanatiek toegejuicht door Dolle Mina’s, Rooie Vrouwen, en wat dies meer zij. Terwijl ze ten strijde trokken tegen een probleem dat bij hen nauwelijks speelde.’ De staking moest maar worden opgevat als een fout in het stakingsfront. Zo kregen de staaksters achteraf nog een trap na vanuit de eigen gelederen. In de woorden van onderzoekster Tineke van Gessel: ‘Nog altijd staat de staking geboekstaafd als het voorbeeld van een onsolidaire houding van de vakbonden tegenover vrouwen.’ Maatschappelijke erkenning Buiten de bonden kregen de vrouwen veel meer erkenning. Met als hoogtepunt de toekenning van de Wilhelmina Druckerprijs door het weekblad Libelle. In februari 1974 reisden de staaksters opnieuw naar de hoofdstad. Nu om deze prijs, een bronzen beeldje van de vrouw die al in de negentiende eeuw streed voor gelijke rechten, in het Concertgebouw in ontvangst te nemen. Dolle Mina maakte van de gelegenheid gebruik om op de tafel van NVV-voorzitter Wim Kok een bosje judaspenningen neer te leggen als blijk van ‘waardering’ voor de houding van de bonden tijdens de staking. De staaksters vonden dergelijke uitingen op dat moment niet op hun plaats, ondanks alle teleurstellingen. Maar na het lezen van het hierboven geciteerde jaarverslag van de Industriebond zei een van hen: “Toen ik het bondsverslag van de actie onder ogen kreeg, dacht ik: ‘Ze hadden toch gelijk, die Dolle Mina’s’.” Weerbarstige praktijk In de afgelopen 35 jaar is er heel wat veranderd. In 1975 nam de Kamer een wet aan die een eind moest maken aan de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. Toen deze wet een jaar later in werking trad, was het niet meer toegestaan om mensen op grond van hun sekse verschillend te betalen. Op 1 maart 1980 tekende koningin Juliana een wet waarin ook een gelijke behandeling was opgenomen. Er lijkt dus geen vuiltje meer aan de lucht, nu alles wettelijk goed is geregeld.