Strike, wage raise - 1890

De staking "te Uden duurde kort, doch leidde tot bloedige tooneelen. De marechaussees, die de werklui wilden beletten een herberg binnen te gaan, werden spoedig ontwapend en moesten bloedend de vlucht nemen." (Bym) Het was eigenlijk meer een opstootje tengevolge van de beestachtige behandeling op de fabrieken; "het werd een dronkemanstooneel en gaf aanleiding tot hevige gevechten." (VliegII). Het betrof een staking bij kunstmestfabriek Coenen en Schoenmakers volgens een brief van A. Sanders te Uden (22 mei 1998). In een brief van 27 juni 1998 schreef deze Sanders mij: "De onlusten laten zich als volgt reconstrueren. Nadat op zaterdagmiddag 29 maart 1890 een aantal arbeiders een half uur had overgewerkt, waren de circa 30 arbeiders, die op maandagmorgen 31 maart zeer vroeg het werk zouden beginnen, uit onvrede over de lage lonen bij elkaar blijven praten. Toen Joseph Coenen hen om kwart voor zes vroeg waarom ze niet begonnen waren, antwoordden ze: "Boas, het zal vandaag niet goan". Om ongeveer half acht verlieten ze de fabriek en een aantal besloot het nog niet betaalde loon van het halve overuur van de zaterdag daarvoor bij de directeuren, de heren Coenen, te gaan halen. Maar voor zij daar naar toegingen, werd een aantal cafés bezocht, waarbij ook enkele onregelmatigheden voorvielen, zo werd bij café van Hot met een valse opdracht gratis drank op naam van de firma Coenen en Schoenmakers verkregen en werd de caféhouder Rutten mishandeld. Omdat inmiddels de nodige overlast ook op straat verwacht werd toen de heren besloten naar het café van directeur Joseph Coenen te gaan, waren drie marechaussees, commandant de Rijke en zijn ondergeschikten David en Hazenberg, alsook de gemeenteveldwachter Gruiters, inmiddels bij het café van Coenen aanwezig. Toen de groep daar was aangekomen, werd afgesproken, dat diegenen, die een overurenvergoeding te goed hadden een voor een deze binnen konden ophalen. Echter reeds spoedig gingen meerderen tegelijk naar binnen, en zij verzetten zich gezamenlijk tegen de marechaussee en de gebroeders Coenen. Hierbij vielen zeer rake klappen, waarbij de marechaussee haar karabijnen niet kon gebruiken, omdat deze bij de loop werden vastgegrepen. Ook sneuvelde aanzienlijk wat van de huisraad. Op 5 juni 1890 kwam het voorval voor de arrondissementsrechtbank in Den Bosch. De uitspraak was voor Gerardus Goossens, die voortvluchtig was, 7 maanden hechtenis. Voor Johannes Kreemers, Nicolaas Kievits, Gerardus van Heeswijk, Wilhelmus van Heeswijk, Martinus de Man en Martinus Goossens 5 maanden. Antonius de Groot en Martinus van de Spijker kregen 2 maanden, terwijl Hendricus de Man werd vrijgesproken."De staking was in ieder geval op 8 april afgelopen. Het belangrijkste gevolg van het gebeuren was dat de Minister van Oorlog de marechaussee in het vervolg met handvuurwapens uitrustte, omdat was gebleken dat het gebruik van karabijnen in een kleine ruimte niet mogelijk is.

Strike, wage raise - 1890

De staking "te Uden duurde kort, doch leidde tot bloedige tooneelen. De marechaussees, die de werklui wilden beletten een herberg binnen te gaan, werden spoedig ontwapend en moesten bloedend de vlucht nemen." (Bym) Het was eigenlijk meer een opstootje tengevolge van de beestachtige behandeling op de fabrieken; "het werd een dronkemanstooneel en gaf aanleiding tot hevige gevechten." (VliegII). Het betrof een staking bij kunstmestfabriek Coenen en Schoenmakers volgens een brief van A. Sanders te Uden (22 mei 1998). In een brief van 27 juni 1998 schreef deze Sanders mij: "De onlusten laten zich als volgt reconstrueren. Nadat op zaterdagmiddag 29 maart 1890 een aantal arbeiders een half uur had overgewerkt, waren de circa 30 arbeiders, die op maandagmorgen 31 maart zeer vroeg het werk zouden beginnen, uit onvrede over de lage lonen bij elkaar blijven praten. Toen Joseph Coenen hen om kwart voor zes vroeg waarom ze niet begonnen waren, antwoordden ze: "Boas, het zal vandaag niet goan". Om ongeveer half acht verlieten ze de fabriek en een aantal besloot het nog niet betaalde loon van het halve overuur van de zaterdag daarvoor bij de directeuren, de heren Coenen, te gaan halen. Maar voor zij daar naar toegingen, werd een aantal cafés bezocht, waarbij ook enkele onregelmatigheden voorvielen, zo werd bij café van Hot met een valse opdracht gratis drank op naam van de firma Coenen en Schoenmakers verkregen en werd de caféhouder Rutten mishandeld. Omdat inmiddels de nodige overlast ook op straat verwacht werd toen de heren besloten naar het café van directeur Joseph Coenen te gaan, waren drie marechaussees, commandant de Rijke en zijn ondergeschikten David en Hazenberg, alsook de gemeenteveldwachter Gruiters, inmiddels bij het café van Coenen aanwezig. Toen de groep daar was aangekomen, werd afgesproken, dat diegenen, die een overurenvergoeding te goed hadden een voor een deze binnen konden ophalen. Echter reeds spoedig gingen meerderen tegelijk naar binnen, en zij verzetten zich gezamenlijk tegen de marechaussee en de gebroeders Coenen. Hierbij vielen zeer rake klappen, waarbij de marechaussee haar karabijnen niet kon gebruiken, omdat deze bij de loop werden vastgegrepen. Ook sneuvelde aanzienlijk wat van de huisraad. Op 5 juni 1890 kwam het voorval voor de arrondissementsrechtbank in Den Bosch. De uitspraak was voor Gerardus Goossens, die voortvluchtig was, 7 maanden hechtenis. Voor Johannes Kreemers, Nicolaas Kievits, Gerardus van Heeswijk, Wilhelmus van Heeswijk, Martinus de Man en Martinus Goossens 5 maanden. Antonius de Groot en Martinus van de Spijker kregen 2 maanden, terwijl Hendricus de Man werd vrijgesproken."De staking was in ieder geval op 8 april afgelopen. Het belangrijkste gevolg van het gebeuren was dat de Minister van Oorlog de marechaussee in het vervolg met handvuurwapens uitrustte, omdat was gebleken dat het gebruik van karabijnen in een kleine ruimte niet mogelijk is.