Strike, general politics - 1943

Een massale staking tegen het weer in gevangenschap willen nemen door de Duitsers van de Nederlandse krijgsgevangenen. Op 29 april brak bij Stork spontaan de staking uit en deze breidde zich snel uit over Nederland buiten de provincies Holland en Utrecht. Ook daar werd wel gestaakt, maar niet zo massaal. Zo op 30 april bij Hoogovens, waar enige afdelingen het werk neerlegden (dat leidde tot 30 arrestaties en drie executies: Th. S. Hendrikse, N. van Nieuwkoop en J. Wijker; De Vries p. 514). De angst voor de repressie, die de arbeiders bij de februari-staking van 1941 al hadden leren kennen dreef ze daar weer aan het werk. In de rest van het land was de repressie nu ook weer zo hard, her en der werden stakers standrechtelijk gefusilleerd, dat de stakers het na enkele dagen opgaven. Het standaardwerk over deze staking is het boek van P.J. Bouman dat in 1950 verscheen en waaraan ik de volgende gegevens ontleen. "Het is een vaststaand feit, dat na Generaal Christiansen's bekendmaking van Donderdagmiddag 29 april 1943, de eerste stakingen hier te lande in Twente begonnen. Wij kunnen het begin van de staking zelfs nog nauwkeuriger localiseren: het werk werd het eerst neergelegd bij de Machinefabriek Gebr. Stork & Co. N.V. te Hengelo, kort na schafttijd, 's middags tussen twee uur en half drie." (t.a.p., blz. 47). Daarna verspreidde de staking zich als een olievlek over het land, hoewel op sommige plaatsen, zoals bij Philips in Eindhoven, de staking vrijwel gelijktijdig en onafhankelijk begon. Op vele plaatsen gingen veel boeren ook in staking, waardoor er weinig melk aan de fabrieken werd afgeleverd, reden waarom de april-meistaking ook wel bekend is geworden als de 'melkstaking'. In totaal waren er enkele honderdduizenden arbeiders in staking tot het standrecht werd afgekondigd, waarna de meesten op 3 mei weer aan het werk gingen. Op enkele plaatsen (Friesland en Noord-West Brabant) duurde de strijd echter door tot 7 mei. De staking heeft geen enkel konkreet resultaat opgeleverd, maar wel een psychologisch: de geest kreeg hierdoor een impuls voor verder verzet tegen de Duitse bezetting. Aan Bouman ontleen ik de volgende gegevens over de staking per provincie: Overijssel 25.193 Groningen 2.550 Brabant 36.362 Utrecht 2.365 Zuid-Hol. 15.452 Friesland 1.182 Nrd.Holl. 12.720 Drenthe 950 Limburg 6.105 Zeeland 450 Gelderl. 5.275 Totaal 108.640, welk aantal we met een gerust hart kunnen verdubbelen gezien de lijst van bedrijven waar gestaakt werd, maar waarvan Bouman geen aantallen geeft. Daarnaast was daar nog de staking van boeren en zelfstandigen, die in vooral Friesland uitliep op een waarachtige volksbeweging. Opvallend is dat tijdens deze staking de grote steden Amsterdam en Rotterdam slechts een beperkt aantal stakers laten zien. Als verklaring kan worden aangevoerd dat de arbeiders in Amsterdam de schrik nog in de benen hadden van de februaristaking van 1941 en in Rotterdam was de bevolking nog steeds erg aangeslagen door het grote bombardement, terwijl er nauwelijks nog sprake was van een haven. Bouw vermeldt dat na de staking bij Verblifa in Krommenie een viertal arbeiders werd gefusilleerd (a.w., p.73). Volgens Mons (p. 97-99) volgde op de staking een "vrijwel algemene sabotage".

Strike, general politics - 1943

Een massale staking tegen het weer in gevangenschap willen nemen door de Duitsers van de Nederlandse krijgsgevangenen. Op 29 april brak bij Stork spontaan de staking uit en deze breidde zich snel uit over Nederland buiten de provincies Holland en Utrecht. Ook daar werd wel gestaakt, maar niet zo massaal. Zo op 30 april bij Hoogovens, waar enige afdelingen het werk neerlegden (dat leidde tot 30 arrestaties en drie executies: Th. S. Hendrikse, N. van Nieuwkoop en J. Wijker; De Vries p. 514). De angst voor de repressie, die de arbeiders bij de februari-staking van 1941 al hadden leren kennen dreef ze daar weer aan het werk. In de rest van het land was de repressie nu ook weer zo hard, her en der werden stakers standrechtelijk gefusilleerd, dat de stakers het na enkele dagen opgaven. Het standaardwerk over deze staking is het boek van P.J. Bouman dat in 1950 verscheen en waaraan ik de volgende gegevens ontleen. "Het is een vaststaand feit, dat na Generaal Christiansen's bekendmaking van Donderdagmiddag 29 april 1943, de eerste stakingen hier te lande in Twente begonnen. Wij kunnen het begin van de staking zelfs nog nauwkeuriger localiseren: het werk werd het eerst neergelegd bij de Machinefabriek Gebr. Stork & Co. N.V. te Hengelo, kort na schafttijd, 's middags tussen twee uur en half drie." (t.a.p., blz. 47). Daarna verspreidde de staking zich als een olievlek over het land, hoewel op sommige plaatsen, zoals bij Philips in Eindhoven, de staking vrijwel gelijktijdig en onafhankelijk begon. Op vele plaatsen gingen veel boeren ook in staking, waardoor er weinig melk aan de fabrieken werd afgeleverd, reden waarom de april-meistaking ook wel bekend is geworden als de 'melkstaking'. In totaal waren er enkele honderdduizenden arbeiders in staking tot het standrecht werd afgekondigd, waarna de meesten op 3 mei weer aan het werk gingen. Op enkele plaatsen (Friesland en Noord-West Brabant) duurde de strijd echter door tot 7 mei. De staking heeft geen enkel konkreet resultaat opgeleverd, maar wel een psychologisch: de geest kreeg hierdoor een impuls voor verder verzet tegen de Duitse bezetting. Aan Bouman ontleen ik de volgende gegevens over de staking per provincie: Overijssel 25.193 Groningen 2.550 Brabant 36.362 Utrecht 2.365 Zuid-Hol. 15.452 Friesland 1.182 Nrd.Holl. 12.720 Drenthe 950 Limburg 6.105 Zeeland 450 Gelderl. 5.275 Totaal 108.640, welk aantal we met een gerust hart kunnen verdubbelen gezien de lijst van bedrijven waar gestaakt werd, maar waarvan Bouman geen aantallen geeft. Daarnaast was daar nog de staking van boeren en zelfstandigen, die in vooral Friesland uitliep op een waarachtige volksbeweging. Opvallend is dat tijdens deze staking de grote steden Amsterdam en Rotterdam slechts een beperkt aantal stakers laten zien. Als verklaring kan worden aangevoerd dat de arbeiders in Amsterdam de schrik nog in de benen hadden van de februaristaking van 1941 en in Rotterdam was de bevolking nog steeds erg aangeslagen door het grote bombardement, terwijl er nauwelijks nog sprake was van een haven. Bouw vermeldt dat na de staking bij Verblifa in Krommenie een viertal arbeiders werd gefusilleerd (a.w., p.73). Volgens Mons (p. 97-99) volgde op de staking een "vrijwel algemene sabotage".