Châtelaine

Het verfijnd gedreven middenstuk van de buitenkast van dit horloge is het vroegst bekende werk van Philippe Métayer. Het is vervaardigd in 1726, het eerste jaar dat deze als goudsmid in Amsterdam werkzaam was. Het reliëf is los vervaardigd en vervolgens in de kastrand van Marcus Bellanger ingesoldeerd. Hiermee is het horloge een vroeg voorbeeld van de arbeidsdeling tussen een kastenmaker en een drijver, een samenwerking die in de achttiende eeuw in kringen van hugenootse goudsmeden in Amsterdam vaker voorkwam (De Lorm 2001, p. 377-380 nr. 262; Baarsen 2001, p. 108-109 nr. 36). Marcus Bellanger stamde uit een geslacht van goudsmeden, gespecialiseerd in de vervaardiging van gouden horlogekasten. Het Amsterdams Historisch Museum bezit een aan deze meester toegeschreven kast met een gedreven familiewapen uit 1723 (cat.nr. KA 14771). Zie voor een horloge met vergelijkbare voorstellingen van de vier elementen op de tegenrand: cat.nr. KA 3542. Dit horloge, dat oorspronkelijk een vergulde wijzerplaat zal hebben gehad, is pas in de twintigste eeuw aan deze chatelaine bevestigd. Het accessoire komt - in tegenstelling tot het horloge - niet in de collectiecatalogus van W.J.R. Dreesmann uit 1951 voor. Vermoedelijk is het object tussen genoemd jaar en 1954 door hem verworven, aangezien beide objecten in 1956 als ensemble in Museum Willet-Holthuysen waren geëxposeerd, als bruikleen collectie Dreesmann. Sedertdien zijn horloge en chatelaine bij elkaar gebleven, ondanks het feit dat ze in de veiling Dreesmann (1960) als afzonderlijke lotnummers in de catalogus waren opgenomen. Wel heeft de nieuwe eigenaar daarna het bestaande cachet vervangen door het huidige driekantige exemplaar, dat in stijl niet bijpassend is. Op de vroegst bekende foto van het ensemble in een tentoonstellingscatalogus van het Nederlands Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum te Utrecht (1963) is het eerdere signet nog te zien. Zie voor wapen: Rolland/Rietstap 1967, dl 1, pl. CCCXIX, rij 1 nr. 3 (Bridé).

Châtelaine

Het verfijnd gedreven middenstuk van de buitenkast van dit horloge is het vroegst bekende werk van Philippe Métayer. Het is vervaardigd in 1726, het eerste jaar dat deze als goudsmid in Amsterdam werkzaam was. Het reliëf is los vervaardigd en vervolgens in de kastrand van Marcus Bellanger ingesoldeerd. Hiermee is het horloge een vroeg voorbeeld van de arbeidsdeling tussen een kastenmaker en een drijver, een samenwerking die in de achttiende eeuw in kringen van hugenootse goudsmeden in Amsterdam vaker voorkwam (De Lorm 2001, p. 377-380 nr. 262; Baarsen 2001, p. 108-109 nr. 36). Marcus Bellanger stamde uit een geslacht van goudsmeden, gespecialiseerd in de vervaardiging van gouden horlogekasten. Het Amsterdams Historisch Museum bezit een aan deze meester toegeschreven kast met een gedreven familiewapen uit 1723 (cat.nr. KA 14771). Zie voor een horloge met vergelijkbare voorstellingen van de vier elementen op de tegenrand: cat.nr. KA 3542. Dit horloge, dat oorspronkelijk een vergulde wijzerplaat zal hebben gehad, is pas in de twintigste eeuw aan deze chatelaine bevestigd. Het accessoire komt - in tegenstelling tot het horloge - niet in de collectiecatalogus van W.J.R. Dreesmann uit 1951 voor. Vermoedelijk is het object tussen genoemd jaar en 1954 door hem verworven, aangezien beide objecten in 1956 als ensemble in Museum Willet-Holthuysen waren geëxposeerd, als bruikleen collectie Dreesmann. Sedertdien zijn horloge en chatelaine bij elkaar gebleven, ondanks het feit dat ze in de veiling Dreesmann (1960) als afzonderlijke lotnummers in de catalogus waren opgenomen. Wel heeft de nieuwe eigenaar daarna het bestaande cachet vervangen door het huidige driekantige exemplaar, dat in stijl niet bijpassend is. Op de vroegst bekende foto van het ensemble in een tentoonstellingscatalogus van het Nederlands Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum te Utrecht (1963) is het eerdere signet nog te zien. Zie voor wapen: Rolland/Rietstap 1967, dl 1, pl. CCCXIX, rij 1 nr. 3 (Bridé).