Tweedelige huisjapon (jak)

De meeste bewaard gebleven japonnen zijn kledingstukken voor feestelijke en bijzondere gelegenheden. Dit rode jak en deze rok in dezelfde stof vormen een goed en vroeg voorbeeld van wat een burgerdame overdag, informeel, droeg in het derde kwart van de achttiende eeuw. Dergelijke jakken met de kenmerkende driekwartmouw worden caraco’s genoemd en zijn ook door vrouwen uit de werkende stand gedragen. In het derde kwart van de achttiende eeuw is het als dagelijkse- of huisdracht ook mode onder de vrouwen uit de hogere standen. Het jak kon – zoals hier - dezelfde effen stof hebben als de rok, maar bedrukte caraco’s kwamen veelvuldig voor en deze werden gedragen op rokken in een afwijkende stof. Dergelijke jakken met rokken zijn weinig afgebeeld op schilderijen. Zij die het zich konden veroorloven om zich te laten portretteren lieten zich in de meeste gevallen vereeuwigen in hun mooiste en kostbaarste kleding. De schilder Hendrik Pothoven (1726-1807) heeft een onbekende dame die een caraco met afwijkende kleur rok draagt, geportretteerd. Het onderwerp is informeel: de dame zit in huis aan de theetafel. Caraco’s worden de rest van de achttiende eeuw gedragen. In het modetijdschrift Kabinet van mode en smaak uit 1791 staat dat in deze periode de ‘Deshabille’s’ of het ‘gekleed negligee’ (de jakken of caraco’s) en rokken de overhand hebben op de ‘heele en halve kleeding’, de robes of japonnen. In 1792 wordt echter melding gemaakt van het feit dat ‘De mode der caraco’s, schijnt, daar dezelve te algemeen geworden is, te verminderen’.

Tweedelige huisjapon (jak)

De meeste bewaard gebleven japonnen zijn kledingstukken voor feestelijke en bijzondere gelegenheden. Dit rode jak en deze rok in dezelfde stof vormen een goed en vroeg voorbeeld van wat een burgerdame overdag, informeel, droeg in het derde kwart van de achttiende eeuw. Dergelijke jakken met de kenmerkende driekwartmouw worden caraco’s genoemd en zijn ook door vrouwen uit de werkende stand gedragen. In het derde kwart van de achttiende eeuw is het als dagelijkse- of huisdracht ook mode onder de vrouwen uit de hogere standen. Het jak kon – zoals hier - dezelfde effen stof hebben als de rok, maar bedrukte caraco’s kwamen veelvuldig voor en deze werden gedragen op rokken in een afwijkende stof. Dergelijke jakken met rokken zijn weinig afgebeeld op schilderijen. Zij die het zich konden veroorloven om zich te laten portretteren lieten zich in de meeste gevallen vereeuwigen in hun mooiste en kostbaarste kleding. De schilder Hendrik Pothoven (1726-1807) heeft een onbekende dame die een caraco met afwijkende kleur rok draagt, geportretteerd. Het onderwerp is informeel: de dame zit in huis aan de theetafel. Caraco’s worden de rest van de achttiende eeuw gedragen. In het modetijdschrift Kabinet van mode en smaak uit 1791 staat dat in deze periode de ‘Deshabille’s’ of het ‘gekleed negligee’ (de jakken of caraco’s) en rokken de overhand hebben op de ‘heele en halve kleeding’, de robes of japonnen. In 1792 wordt echter melding gemaakt van het feit dat ‘De mode der caraco’s, schijnt, daar dezelve te algemeen geworden is, te verminderen’.