Twee kleine roeden van justitie

De initialen WR behoren toe aan Willem Roos (ca. 1660-1725), van 1689 tot zijn overlijden gerechtsdienaar of roedragende bode van de stad (zie Inleiding De Roever, p. X). Amsterdam kende in de zeventiende en achttiende eeuw twee soorten boden: roedragende en reizende. Beide waren als zodanig herkenbaar aan hun specifieke onderscheidingstekens. Functionarissen uit de eerstgenoemde categorie droegen bij de uitoefening van hun beroep een gedoornd takje met zilverbeslag, een 'stocxken van die Justicien' of kleine roede van justitie. Oorspronkelijk zullen de ringen aan de uiteinden voorzien zijn geweest van een koord, waarmee ze goed vastgehouden konden worden. Gerechtsdienaren werden geacht bij de beëindiging van hun ambt het stokje bij de overheid in te leveren. Ten tijde van stadshistorieschrijver Jan Wagenaar had de stad veertien roedragende boden in dienst (Wagenaar 1760-1802, dl. 3, p. 500). Er zijn in totaal drie kleine roeden van justitie in de verzameling van het Amsterdams Historisch Museum bewaard gebleven. Het derde exemplaar heeft een beslag van koper (inv.nr. KA 8470). Daarnaast bezit het museum een grote roede van justitie zonder beslag (inv.nr. KA 8473). Het gebruik van kleine roeden van justitie kwam in verschillende steden in de Republiek voor. In het Stedelijk Museum De Lakenhal te Leiden bevindt zich een gerechtsroede met zilverbeslag, waarop het jaartal 1696 voorkomt (Koldeweij 1982, p. 40 afb. 5). Roedragende boden komen op een aantal zeventiende-eeuwse schilderijen voor. Het Amsterdams Historisch Museum bezit twee werken waarop dergelijke functionarissen in de directe omgeving van het stadhuis zijn weergegeven, in 1633 en 1656 geschilderd door respectievelijk Adriaen van Nieulandt (1587-1658) en Johannes Lingelbach (ca. 1624-1674) (inv.nr. SA 3026, SA 3044). In de collectie Six te Amsterdam bevindt zich een schilderij van een Leidse gerechtsdienaar met zijn legitimatieteken (Versteeg 1925, p. 7 afb. 3). Zie Inleiding Vreeken, p. xx. Zie Inleiding De Roever, p. xx.

Twee kleine roeden van justitie

De initialen WR behoren toe aan Willem Roos (ca. 1660-1725), van 1689 tot zijn overlijden gerechtsdienaar of roedragende bode van de stad (zie Inleiding De Roever, p. X). Amsterdam kende in de zeventiende en achttiende eeuw twee soorten boden: roedragende en reizende. Beide waren als zodanig herkenbaar aan hun specifieke onderscheidingstekens. Functionarissen uit de eerstgenoemde categorie droegen bij de uitoefening van hun beroep een gedoornd takje met zilverbeslag, een 'stocxken van die Justicien' of kleine roede van justitie. Oorspronkelijk zullen de ringen aan de uiteinden voorzien zijn geweest van een koord, waarmee ze goed vastgehouden konden worden. Gerechtsdienaren werden geacht bij de beëindiging van hun ambt het stokje bij de overheid in te leveren. Ten tijde van stadshistorieschrijver Jan Wagenaar had de stad veertien roedragende boden in dienst (Wagenaar 1760-1802, dl. 3, p. 500). Er zijn in totaal drie kleine roeden van justitie in de verzameling van het Amsterdams Historisch Museum bewaard gebleven. Het derde exemplaar heeft een beslag van koper (inv.nr. KA 8470). Daarnaast bezit het museum een grote roede van justitie zonder beslag (inv.nr. KA 8473). Het gebruik van kleine roeden van justitie kwam in verschillende steden in de Republiek voor. In het Stedelijk Museum De Lakenhal te Leiden bevindt zich een gerechtsroede met zilverbeslag, waarop het jaartal 1696 voorkomt (Koldeweij 1982, p. 40 afb. 5). Roedragende boden komen op een aantal zeventiende-eeuwse schilderijen voor. Het Amsterdams Historisch Museum bezit twee werken waarop dergelijke functionarissen in de directe omgeving van het stadhuis zijn weergegeven, in 1633 en 1656 geschilderd door respectievelijk Adriaen van Nieulandt (1587-1658) en Johannes Lingelbach (ca. 1624-1674) (inv.nr. SA 3026, SA 3044). In de collectie Six te Amsterdam bevindt zich een schilderij van een Leidse gerechtsdienaar met zijn legitimatieteken (Versteeg 1925, p. 7 afb. 3). Zie Inleiding Vreeken, p. xx. Zie Inleiding De Roever, p. xx.