Portretten en kwartierstaat der voorouders van Gerrit Pietersz. Schaep van vaderszijde

Op deze verzameling schilderijtjes en tekeningen heeft de jurist Mr. Gerrit Schaep (1599-1655), tevens amateurgenealoog, zijn voorouders van vaderszijde laten verbeelden door verschillende kunstenaars en kopiïsten. Hoe hij hiertoe was gekomen, geeft hij zelf aan: 'dat men tot Dordrecht vrij wat staty off werck maeckte sijn voorouders schilderien ende geslachtboom ten toon te hangen ende dat ick derhalven, als daer nu wonende, ooc wel wilde toonen van wat voorouders ic van 's vaders zijde mede gesproten was. Gerrits moeder kwam uit Dordrecht. Zelf trouwde hij daar in 1623 en bekleedde er tot zijn vertrek naar Amsterdam, in mei 1629, enkele functies, waaronder die van schepen. Het Dordtse patriciaat had van oudsher aristocratische allures, en waarschijnlijk was Schaeps gevoeligheid voor zijn afkomst hier mede door gevoed. Amsterdam kende nog niet zo'n traditie, maar met de aristocratisering van het Amsterdamse patriciaat gedurende de zeventiende eeuw kreeg men ook daar meer oog voor stambomen. Dit werk laat deze interesse op een, voor de zeventiende eeuw, unieke wijze zien. Waarschijnlijk heeft Schaep dit verzamelportret ook ter nagedachtenis voor zijn kinderen laten maken. Op de kwartierstaat staat het resultaat van Schaeps onderzoekingen. Tot en met zijn betovergrootouders, de 16 kwartieren, heeft Schaep de namen en wapens laten weergeven. Gelukkkig was hij ook zo behulpzaam om 'Aenwysinghe' op het paneel aan te brengen: een genummerd lijstje met de namen van de geportretteerden. Behalve de acht tekeningen rechts in het midden, die blijkbaar later zijn aangebracht, is ook ieder portret genummerd. Hierdoor weten we dat de twee tekeningen rechtsboven (nrs. 6 en 7) van de hand van David Bailly, Gerrit Schaep en zijn vrouw Johanna de Visscher voorstellen. Op de bovenste rij zijn, van rechts naar links, Schaeps voorouders afgebeeld: eerst zijn vader dr. Pieter Gerritsz Schaep (nr. 4) en moeder Margriete Pauli Halling (nr. 5), met tussen hen in Gerrit zelf op jonge leeftijd. Dan volgen zijn grootouders, Gerrit Jacobsz Schaep en Catryn Symon Baucke Sakemadr (nr. 3). Met zijn overgrootvader Jacob Pietersz Schaep (nr. 2) en over-overgrootvader Pieter Jacobsz Schaep (nr. 1) is de afstamming van vaders kant voor meer dan een eeuw weergegeven. Het kleine jongetje in het midden, op de tweede rij naast de 'Aenwysinghe', is de dan 11-jarige Jan de Visscher (nr. 10), de latere vader van Schaeps vrouw Johanna. Hij staat tussen zijn vader die tevens Jan heette (nr. 8) en zijn moeder Alita Cornelisdr (nr. 9) in. De man op het schilderijtje hiernaast is Jan Claes Pyll (nr. 11). Bij de onderste rij portretten stuitte Schaep waarschijnlijk op een praktisch probleem. In de periode waarin de afgebeelde voorouders schepen of burgermeester waren, was de portretschilderkunst nog niet in Amsterdam doorgedrongen. Omdat hij geen voorbeelden had, moest Schaep dus zelf de uiterlijke kenmerken van deze mannen bedenken. Gerrit Schaep heeft deze zeven 'vijftiende-eeuwse' schilderijtjes in 1638 besteld bij Adriaen Hansz Muylkens (1601-1648), voor 'yder 10 gl.' Middels bedachte portretten laten zien dat de voorouders tot het oudste patriciaat behoorden, was niet ongewoon in de zeventiende eeuw.

Portretten en kwartierstaat der voorouders van Gerrit Pietersz. Schaep van vaderszijde

Op deze verzameling schilderijtjes en tekeningen heeft de jurist Mr. Gerrit Schaep (1599-1655), tevens amateurgenealoog, zijn voorouders van vaderszijde laten verbeelden door verschillende kunstenaars en kopiïsten. Hoe hij hiertoe was gekomen, geeft hij zelf aan: 'dat men tot Dordrecht vrij wat staty off werck maeckte sijn voorouders schilderien ende geslachtboom ten toon te hangen ende dat ick derhalven, als daer nu wonende, ooc wel wilde toonen van wat voorouders ic van 's vaders zijde mede gesproten was. Gerrits moeder kwam uit Dordrecht. Zelf trouwde hij daar in 1623 en bekleedde er tot zijn vertrek naar Amsterdam, in mei 1629, enkele functies, waaronder die van schepen. Het Dordtse patriciaat had van oudsher aristocratische allures, en waarschijnlijk was Schaeps gevoeligheid voor zijn afkomst hier mede door gevoed. Amsterdam kende nog niet zo'n traditie, maar met de aristocratisering van het Amsterdamse patriciaat gedurende de zeventiende eeuw kreeg men ook daar meer oog voor stambomen. Dit werk laat deze interesse op een, voor de zeventiende eeuw, unieke wijze zien. Waarschijnlijk heeft Schaep dit verzamelportret ook ter nagedachtenis voor zijn kinderen laten maken. Op de kwartierstaat staat het resultaat van Schaeps onderzoekingen. Tot en met zijn betovergrootouders, de 16 kwartieren, heeft Schaep de namen en wapens laten weergeven. Gelukkkig was hij ook zo behulpzaam om 'Aenwysinghe' op het paneel aan te brengen: een genummerd lijstje met de namen van de geportretteerden. Behalve de acht tekeningen rechts in het midden, die blijkbaar later zijn aangebracht, is ook ieder portret genummerd. Hierdoor weten we dat de twee tekeningen rechtsboven (nrs. 6 en 7) van de hand van David Bailly, Gerrit Schaep en zijn vrouw Johanna de Visscher voorstellen. Op de bovenste rij zijn, van rechts naar links, Schaeps voorouders afgebeeld: eerst zijn vader dr. Pieter Gerritsz Schaep (nr. 4) en moeder Margriete Pauli Halling (nr. 5), met tussen hen in Gerrit zelf op jonge leeftijd. Dan volgen zijn grootouders, Gerrit Jacobsz Schaep en Catryn Symon Baucke Sakemadr (nr. 3). Met zijn overgrootvader Jacob Pietersz Schaep (nr. 2) en over-overgrootvader Pieter Jacobsz Schaep (nr. 1) is de afstamming van vaders kant voor meer dan een eeuw weergegeven. Het kleine jongetje in het midden, op de tweede rij naast de 'Aenwysinghe', is de dan 11-jarige Jan de Visscher (nr. 10), de latere vader van Schaeps vrouw Johanna. Hij staat tussen zijn vader die tevens Jan heette (nr. 8) en zijn moeder Alita Cornelisdr (nr. 9) in. De man op het schilderijtje hiernaast is Jan Claes Pyll (nr. 11). Bij de onderste rij portretten stuitte Schaep waarschijnlijk op een praktisch probleem. In de periode waarin de afgebeelde voorouders schepen of burgermeester waren, was de portretschilderkunst nog niet in Amsterdam doorgedrongen. Omdat hij geen voorbeelden had, moest Schaep dus zelf de uiterlijke kenmerken van deze mannen bedenken. Gerrit Schaep heeft deze zeven 'vijftiende-eeuwse' schilderijtjes in 1638 besteld bij Adriaen Hansz Muylkens (1601-1648), voor 'yder 10 gl.' Middels bedachte portretten laten zien dat de voorouders tot het oudste patriciaat behoorden, was niet ongewoon in de zeventiende eeuw.