Zelfportret

Tweemaal beeldde Ludolf Bakhuyzen zichzelf af op dit schilderij van groot formaat: eenmaal levensgroot, vanuit een hoog standpunt enigszins op de toeschouwer neerkijkend, en nog eenmaal op de op de tafel liggende prent, waarop zijn hand rust. Onder deze prentafbeelding staat een vers van Bakhuyzens vriend, de dichter Jan van Broekhuyzen [in vert.]: ´Nadat, wedijverend met de machtige natuur, de rechterhand van Bakhuyzen / kunstenaar van de levende kleur / elke soort van schilderkunst heeft afgewerkt / zet hij in brons [d.w.z. het koper van de gravure] / een zegenteken voor zichzelf neer. Rond 1699 had Bakhuyzen groot aanzien bereikt. Hij schilderde voornamelijk zee- en riviergezichten en was rond 1672, na het vertrek van de schilders Willem van de Velde senior en junior naar Engeland, de belangrijkste Amsterdamse schilder van dit genre: hij heeft vele beroemde schepen in zijn schilderijen vastgelegd en ontving opdrachten van stadswege. Het beeld van Neptunus met drietand en scheepsmodel dat Bakhuyzen op de achtergrond van dit portret heeft opgenomen, verwijst naar zijn specialisme als zeeschilder. Maar bovenal heeft Bakhuyzen zichzelf willen neerzetten als welgesteld burger. Hij gebruikte het imponerende formaat van het schilderij om zijn status te onderstrepen en spreidde door middel van verschillende attributen zijn talenten tentoon. Zo kunnen de inktkoker en ganzenpennen worden beschouwd als een verwijzing naar Bakhuyzens werkzaamheden als schoonschrijver. Kaars, horloge en zandloper zijn van oudsher symbolische verbeeldingen van de vergankelijkheid, en houden een waarschuwing in tegen de ijdelheid. Binnen het raamwerk van dit schilderij krijgen deze vanitas-attributen een opmerkelijke betekenis aangezien de kunstenaar zijn eigen eindigheid lijkt uit te sluiten met dit indrukwekkende zelfportret.

Zelfportret

Tweemaal beeldde Ludolf Bakhuyzen zichzelf af op dit schilderij van groot formaat: eenmaal levensgroot, vanuit een hoog standpunt enigszins op de toeschouwer neerkijkend, en nog eenmaal op de op de tafel liggende prent, waarop zijn hand rust. Onder deze prentafbeelding staat een vers van Bakhuyzens vriend, de dichter Jan van Broekhuyzen [in vert.]: ´Nadat, wedijverend met de machtige natuur, de rechterhand van Bakhuyzen / kunstenaar van de levende kleur / elke soort van schilderkunst heeft afgewerkt / zet hij in brons [d.w.z. het koper van de gravure] / een zegenteken voor zichzelf neer. Rond 1699 had Bakhuyzen groot aanzien bereikt. Hij schilderde voornamelijk zee- en riviergezichten en was rond 1672, na het vertrek van de schilders Willem van de Velde senior en junior naar Engeland, de belangrijkste Amsterdamse schilder van dit genre: hij heeft vele beroemde schepen in zijn schilderijen vastgelegd en ontving opdrachten van stadswege. Het beeld van Neptunus met drietand en scheepsmodel dat Bakhuyzen op de achtergrond van dit portret heeft opgenomen, verwijst naar zijn specialisme als zeeschilder. Maar bovenal heeft Bakhuyzen zichzelf willen neerzetten als welgesteld burger. Hij gebruikte het imponerende formaat van het schilderij om zijn status te onderstrepen en spreidde door middel van verschillende attributen zijn talenten tentoon. Zo kunnen de inktkoker en ganzenpennen worden beschouwd als een verwijzing naar Bakhuyzens werkzaamheden als schoonschrijver. Kaars, horloge en zandloper zijn van oudsher symbolische verbeeldingen van de vergankelijkheid, en houden een waarschuwing in tegen de ijdelheid. Binnen het raamwerk van dit schilderij krijgen deze vanitas-attributen een opmerkelijke betekenis aangezien de kunstenaar zijn eigen eindigheid lijkt uit te sluiten met dit indrukwekkende zelfportret.