Jan Wagenaar (1709-1776)

Kopie naar het gemerkte en 1761 gedateerde schilderij van Regters in het Rijksmuseum (cat. 1934, nr. 2015), zoals Scheltema reeds opmerkte.1) Jan Wagenaar (Amsterdam 1709 - Amsterdam 1773) werd opgeleid voor de handel, doch leerde uit zichzelf ook oude en moderne talen en bestudeerde het Middelnederlands. Van 1740 af dreef hij een houthandel die hij in 1756, toen hij tot redacteur van de stedelijke krant werd benoemd, van de hand deed. In 1758 aanvaardde hij, eveneens van de stadsregering, de opdracht de geschiedenis van Amsterdam te schrijven. Dit voortreffelijke werk werd gepubliceerd in de jaren 1760-1768 (WAGENAAR). Wagenaars debuut als historicus was zijn vertaling en bewerking geweest van de "Hedendaagsche historie", waar hij vanaf 1736 aan werkte. Zijn hoofdwerk, de "Vaderlandsche historie", verscheen vanaf 1749. Dit bleef tot in de tweede helft van de 19de eeuw de meest gezaghebbende geschiedenis van Nederland. In 1757 reageerde hij op een scherpe aanval op de politiek en persoon van raadpensionaris Jan de Wit, geschreven door de orangist Pieter le Clercq; daarop ontstond een heftige pennestrijd, bekend als de "Wittenoorlog". Wagenaar zelf was gematigd staatsgezind. Politieke invloed trachtte hij o.a. uit te oefenen door zijn weekblad "De Patriot" (waarvan na de woelingen van 1747 30 nummers verschenen) en door zijn "Brieven van een koopman", waarin hij in de jaren 1756-1758 ideeën over de ten opzichte van Engeland te volgen politiek vertolkte. Wagenaar was van huis uit gereformeerd, maar liet zich in 1730 doopsgezind dopen. In geschrifte verdedigde hij de volwassenen doop en ondersteunde hij inzamelingsacties (toen iets nieuws) na natuurrampen. Tevens was hij regent en godsdienstleraar van het doopsgezinde weeshuis de "Oranje Appel" (vgl. cat.nr. 170). Ook schreef hij de vaak herdrukte "Zeven lessen over het verhandelen der Heylige Schrift" (naar: MOLHUYSEN V, kol. 1085-1090).

Jan Wagenaar (1709-1776)

Kopie naar het gemerkte en 1761 gedateerde schilderij van Regters in het Rijksmuseum (cat. 1934, nr. 2015), zoals Scheltema reeds opmerkte.1) Jan Wagenaar (Amsterdam 1709 - Amsterdam 1773) werd opgeleid voor de handel, doch leerde uit zichzelf ook oude en moderne talen en bestudeerde het Middelnederlands. Van 1740 af dreef hij een houthandel die hij in 1756, toen hij tot redacteur van de stedelijke krant werd benoemd, van de hand deed. In 1758 aanvaardde hij, eveneens van de stadsregering, de opdracht de geschiedenis van Amsterdam te schrijven. Dit voortreffelijke werk werd gepubliceerd in de jaren 1760-1768 (WAGENAAR). Wagenaars debuut als historicus was zijn vertaling en bewerking geweest van de "Hedendaagsche historie", waar hij vanaf 1736 aan werkte. Zijn hoofdwerk, de "Vaderlandsche historie", verscheen vanaf 1749. Dit bleef tot in de tweede helft van de 19de eeuw de meest gezaghebbende geschiedenis van Nederland. In 1757 reageerde hij op een scherpe aanval op de politiek en persoon van raadpensionaris Jan de Wit, geschreven door de orangist Pieter le Clercq; daarop ontstond een heftige pennestrijd, bekend als de "Wittenoorlog". Wagenaar zelf was gematigd staatsgezind. Politieke invloed trachtte hij o.a. uit te oefenen door zijn weekblad "De Patriot" (waarvan na de woelingen van 1747 30 nummers verschenen) en door zijn "Brieven van een koopman", waarin hij in de jaren 1756-1758 ideeën over de ten opzichte van Engeland te volgen politiek vertolkte. Wagenaar was van huis uit gereformeerd, maar liet zich in 1730 doopsgezind dopen. In geschrifte verdedigde hij de volwassenen doop en ondersteunde hij inzamelingsacties (toen iets nieuws) na natuurrampen. Tevens was hij regent en godsdienstleraar van het doopsgezinde weeshuis de "Oranje Appel" (vgl. cat.nr. 170). Ook schreef hij de vaak herdrukte "Zeven lessen over het verhandelen der Heylige Schrift" (naar: MOLHUYSEN V, kol. 1085-1090).