Anno 1574. Het ontzet van Leiden

De Spanjaarden hadden Leiden al eens aangevallen, maar het beleg was toen weer opgebroken. Na de overwinning van Mook werd het beleg echter met kracht hervat en de stad door 62 schansen ingesloten. De Hollanders staken de dijken van de IJssel, Rijn en Maas door, om het land onder water te laten lopen en zo de belegeraars te verdrijven. Dit bleef lang zonder resultaat. In de stad heerste ernstige hongersnood, ziekte en pest. Door een onvergeeflijk verzuim had men zich niet tijdig van leeftocht voorzien. Honde- en kattevlees, ja zelfs gekookt leer werden genuttigd. Kraamvrouwen moesten zich met een vierendeel beschuit per etmaal behelpen. Zuigelingen stierven van honger aan de borst. Pas na een beleg van vierenhalve maand stuwde een noordwester storm het water over het land en werden op 3 oktober 1574 de belegerden ontzet. Admiraal Boisot kwam nu met een vloot van platboomde schepen aanvaren en voorzag de benarde stad van voedsel. Onbeschrijflijk was de vreugde en iedereen dankte God voor dewonderbaarlijke redding. De prins beloonde de stad voor haar standvastigheid en gaf haar de keus tussen tijdelijke vrijdom van belasting en een hogeschool. Leiden koos voor de laatste en reeds 't volgende jaar liet Marnix van Sint-Aldegonde uit Duitsland de eerste hoogleraren overkomen. De eerste belegering van Leiden was van oktober 1573 tot maart 1574. De Spanjaarden kwamen in mei 1574 terug. Op Rochussens schilderij is vermoedelijk de in de nacht van 2 op 3 oktober ingestorte muur tussen de Koepoort en de waltoren Bourgondië afgebeeld. In het scheepje op de voorgrond zijn haringtonnetjes te zien. De spreuk ‘Dominus est custos’ betekent ‘God is [onze] hoeder’.

Anno 1574. Het ontzet van Leiden

De Spanjaarden hadden Leiden al eens aangevallen, maar het beleg was toen weer opgebroken. Na de overwinning van Mook werd het beleg echter met kracht hervat en de stad door 62 schansen ingesloten. De Hollanders staken de dijken van de IJssel, Rijn en Maas door, om het land onder water te laten lopen en zo de belegeraars te verdrijven. Dit bleef lang zonder resultaat. In de stad heerste ernstige hongersnood, ziekte en pest. Door een onvergeeflijk verzuim had men zich niet tijdig van leeftocht voorzien. Honde- en kattevlees, ja zelfs gekookt leer werden genuttigd. Kraamvrouwen moesten zich met een vierendeel beschuit per etmaal behelpen. Zuigelingen stierven van honger aan de borst. Pas na een beleg van vierenhalve maand stuwde een noordwester storm het water over het land en werden op 3 oktober 1574 de belegerden ontzet. Admiraal Boisot kwam nu met een vloot van platboomde schepen aanvaren en voorzag de benarde stad van voedsel. Onbeschrijflijk was de vreugde en iedereen dankte God voor dewonderbaarlijke redding. De prins beloonde de stad voor haar standvastigheid en gaf haar de keus tussen tijdelijke vrijdom van belasting en een hogeschool. Leiden koos voor de laatste en reeds 't volgende jaar liet Marnix van Sint-Aldegonde uit Duitsland de eerste hoogleraren overkomen. De eerste belegering van Leiden was van oktober 1573 tot maart 1574. De Spanjaarden kwamen in mei 1574 terug. Op Rochussens schilderij is vermoedelijk de in de nacht van 2 op 3 oktober ingestorte muur tussen de Koepoort en de waltoren Bourgondië afgebeeld. In het scheepje op de voorgrond zijn haringtonnetjes te zien. De spreuk ‘Dominus est custos’ betekent ‘God is [onze] hoeder’.