Bodebus van de stad Amsterdam

De bodebussen zijn vervaardigd in opdracht van de stad Amsterdam. Ze werden als onderscheidingsteken gedragen door de reizende stadsboden. De twee bussen in het Amsterdams Historisch Museum behoren tot een reeks van drie, waarvan zich één exemplaar in bruikleen van de stad in het Rijksmuseum te Amsterdam bevindt (inv.nr. KA 13967) (De Lorm 2001~2, p. 20-21 nr. 2). De drie bussen zijn op enkele verschillen na identiek. De datering is op grond van de jaarletter gotische D alleen moeilijk te bepalen. Deze is eerder als die van 1572 opgevat, maar de stijl van de omlijsting maakt een datering in 1548 - één alfabet vroeger - geloofwaardig. Het ontwerp van de omlijsting is een zeer vroeg voorbeeld van de rolwerkstijl in de Noord-Nederlandse edelsmeedkunst, zoals deze in de jaren veertig van de zestiende eeuw in Antwerpen tot ontwikkeling kwam. Nieuwe decoratiemotieven als deze raakten vrij snel via prenten in onze streken bekend. Met name het motief van de in rolwerk gevangen sater is door de Amsterdamse zilversmid op originele wijze geïnterpreteerd. In tegenstelling tot de Antwerpse voorbeelden, waarin saters in het totaalontwerp een ondergeschikte rol spelen, bepalen zij bij de omlijsting van de bodebus in hoge mate de vorm en de contour ervan. Daarnaast bleven rekeningen uit midden van de zestiende eeuw voor reparaties aan de bussen bewaard (De Lorm 2001, p. 20-21 nr. 2). Over de toeschrijving aan Jan Cornelisz Coster kan het volgende worden gezegd. De vogel in het op de bussen afgeslagen meesterteken is geïnterpreteerd als een kalkoen en bekend is dat het huis van Coster 'De Calcoensche Haen' heette (overgenomen uit: De Lorm 2001, p. 20).

Bodebus van de stad Amsterdam

De bodebussen zijn vervaardigd in opdracht van de stad Amsterdam. Ze werden als onderscheidingsteken gedragen door de reizende stadsboden. De twee bussen in het Amsterdams Historisch Museum behoren tot een reeks van drie, waarvan zich één exemplaar in bruikleen van de stad in het Rijksmuseum te Amsterdam bevindt (inv.nr. KA 13967) (De Lorm 2001~2, p. 20-21 nr. 2). De drie bussen zijn op enkele verschillen na identiek. De datering is op grond van de jaarletter gotische D alleen moeilijk te bepalen. Deze is eerder als die van 1572 opgevat, maar de stijl van de omlijsting maakt een datering in 1548 - één alfabet vroeger - geloofwaardig. Het ontwerp van de omlijsting is een zeer vroeg voorbeeld van de rolwerkstijl in de Noord-Nederlandse edelsmeedkunst, zoals deze in de jaren veertig van de zestiende eeuw in Antwerpen tot ontwikkeling kwam. Nieuwe decoratiemotieven als deze raakten vrij snel via prenten in onze streken bekend. Met name het motief van de in rolwerk gevangen sater is door de Amsterdamse zilversmid op originele wijze geïnterpreteerd. In tegenstelling tot de Antwerpse voorbeelden, waarin saters in het totaalontwerp een ondergeschikte rol spelen, bepalen zij bij de omlijsting van de bodebus in hoge mate de vorm en de contour ervan. Daarnaast bleven rekeningen uit midden van de zestiende eeuw voor reparaties aan de bussen bewaard (De Lorm 2001, p. 20-21 nr. 2). Over de toeschrijving aan Jan Cornelisz Coster kan het volgende worden gezegd. De vogel in het op de bussen afgeslagen meesterteken is geïnterpreteerd als een kalkoen en bekend is dat het huis van Coster 'De Calcoensche Haen' heette (overgenomen uit: De Lorm 2001, p. 20).