Drinkhoorn van het Kloveniersgilde

De drinkhoorn is vervaardigd voor het Kloveniersgilde te Amsterdam. Het object is het vroegst bekende zilveren voorwerp voor wereldlijk gebruik met Amsterdamse keuren. Met zijn vierpasvormige voet en met gotisch bladwerk ingevuld montuur doet hij betrekkelijk ouderwets aan voor het midden van de zestiende eeuw. Hij kan worden beschouwd als voorloper van de twee andere Amsterdamse gildehoorns uit de zestiende eeuw, die van het St. Sebastiaansgilde (cat.nr. KA 13966) met meesterteken 'Bourgondische vuurslag' en die van het Sint Jorisgilde (cat.nr. KA 13965), toegeschreven aan Frederik Jans, beide uit 1566. De hoorn is afgebeeld op een groepsportret uit 1642 van de doelheren der Kloveniersdoelen door Govert Flinck (1615-1660) (cat. Amsterdam 1976, p. 227 nr. C370, detail in: De Lorm 2001, p. 19 afb. 1a). Weergegeven is het moment dat de hoorn door de kastelein wordt overhandigd aan de gildebestuurders. De aanwezigheid van de hoorn op het portret illustreert de belangrijke symboolfunctie die het pronkvoorwerp voor het gilde vervulde en benadrukt tevens het ceremoniële karakter van de samenkomst. Opmerkelijk is dat het gedeelte van het zilveren montuur van de hoorn met het dubbele liggende wapenschild van Amsterdam waarop de Hollandse leeuw staat, afwijkt van de weergave van dat onderdeel op het schilderij. Daar zijn andere wapenschildjes afgebeeld, die schuin tegen elkaar zijn geplaatst en bekroond worden door de keizerskroon. De staande leeuw ontbreekt, evenals de voluten die zich thans aan weerszijden van klauwen bevinden. De oorspronkelijke invulling van het montuur, zoals die op het schilderij is weergegeven oogt helderder en evenwichtiger dan de huidige compositie. Wanneer de verandering heeft plaatsgevonden is niet met zekerheid te zeggen. Wel is het waarschijnlijk dat de staande leeuw het laatst is toegevoegd. Op een afbeelding van de hoorn uit 1861, toen het pronkstuk zich in het stadhuis van Amsterdam bevond, zijn namelijk al wel de huidige wapenschildjes weergegeven, maar ontbreekt de leeuw nog (Van der Kellen 1861, pl. XVI). De boom met klimmende leeuw en draak waarop de hoorn rust, vormt het wapen van het geslacht Van der Schelling (Van Dieren 1932, p. 195). Wellicht is de hoorn door een lid van deze Amsterdamse familie aan het gilde geschonken (overgenomen uit: De Lorm 2001, p. 18-19 nr. 1). Zie voor de keten van het Kloveniersgilde: cat.nr. KA 13962. Ook de houten staf van deze schutterij - die oorspronkelijk mogelijk van zilverbeslag was voorzien - bleef in de verzameling van het Amsterdams Historisch Museum bewaard (inv.nr. KA 14041). Zie: Inleiding Vreeken, p. X. Zie ook Inleiding De Roever, p. X.

Drinkhoorn van het Kloveniersgilde

De drinkhoorn is vervaardigd voor het Kloveniersgilde te Amsterdam. Het object is het vroegst bekende zilveren voorwerp voor wereldlijk gebruik met Amsterdamse keuren. Met zijn vierpasvormige voet en met gotisch bladwerk ingevuld montuur doet hij betrekkelijk ouderwets aan voor het midden van de zestiende eeuw. Hij kan worden beschouwd als voorloper van de twee andere Amsterdamse gildehoorns uit de zestiende eeuw, die van het St. Sebastiaansgilde (cat.nr. KA 13966) met meesterteken 'Bourgondische vuurslag' en die van het Sint Jorisgilde (cat.nr. KA 13965), toegeschreven aan Frederik Jans, beide uit 1566. De hoorn is afgebeeld op een groepsportret uit 1642 van de doelheren der Kloveniersdoelen door Govert Flinck (1615-1660) (cat. Amsterdam 1976, p. 227 nr. C370, detail in: De Lorm 2001, p. 19 afb. 1a). Weergegeven is het moment dat de hoorn door de kastelein wordt overhandigd aan de gildebestuurders. De aanwezigheid van de hoorn op het portret illustreert de belangrijke symboolfunctie die het pronkvoorwerp voor het gilde vervulde en benadrukt tevens het ceremoniële karakter van de samenkomst. Opmerkelijk is dat het gedeelte van het zilveren montuur van de hoorn met het dubbele liggende wapenschild van Amsterdam waarop de Hollandse leeuw staat, afwijkt van de weergave van dat onderdeel op het schilderij. Daar zijn andere wapenschildjes afgebeeld, die schuin tegen elkaar zijn geplaatst en bekroond worden door de keizerskroon. De staande leeuw ontbreekt, evenals de voluten die zich thans aan weerszijden van klauwen bevinden. De oorspronkelijke invulling van het montuur, zoals die op het schilderij is weergegeven oogt helderder en evenwichtiger dan de huidige compositie. Wanneer de verandering heeft plaatsgevonden is niet met zekerheid te zeggen. Wel is het waarschijnlijk dat de staande leeuw het laatst is toegevoegd. Op een afbeelding van de hoorn uit 1861, toen het pronkstuk zich in het stadhuis van Amsterdam bevond, zijn namelijk al wel de huidige wapenschildjes weergegeven, maar ontbreekt de leeuw nog (Van der Kellen 1861, pl. XVI). De boom met klimmende leeuw en draak waarop de hoorn rust, vormt het wapen van het geslacht Van der Schelling (Van Dieren 1932, p. 195). Wellicht is de hoorn door een lid van deze Amsterdamse familie aan het gilde geschonken (overgenomen uit: De Lorm 2001, p. 18-19 nr. 1). Zie voor de keten van het Kloveniersgilde: cat.nr. KA 13962. Ook de houten staf van deze schutterij - die oorspronkelijk mogelijk van zilverbeslag was voorzien - bleef in de verzameling van het Amsterdams Historisch Museum bewaard (inv.nr. KA 14041). Zie: Inleiding Vreeken, p. X. Zie ook Inleiding De Roever, p. X.