Johanna Cornelia Ziesenis-Wattier (1762 - 1827)

JOHANNA CORNELIA ZIEZENIS – WATTIER Rotterdam, 13 april 1762 – Rijskwijk, 23 april 1827 ‘De grootste tragédienne van Europa’, zoals Napoleon haar ooit noemde, maakte in 1777 haar debuut bij toneelvernieuwer Maarten Corver in Rotterdam. Vanaf 1780 speelde zij in de Amsterdamse Schouwburg, eerst aan de zijde van Ward Bingley en later met Andries Snoek. De populariteit die deze vrouw gekend heeft was enorm. Zij werd bewonderd door mensen uit alle lagen van de bevolking, was de lieveling van vorsten en vorstinnen. Voor aanhangers van het classicisme was zij een ‘schoonheidsideaal’ “ gelijk de Venus van Medicis, de Apollo van het Belvédère” . Ziezenis – Wattier was een aristocrate van Franse afkomst. Haar majestueuze gestalte, bezielde stem en doorleefde spel brachten iedereeen in vervoering. Het classicisme maakte een einde aan de commedia dell’arte en de kermisachtige taferelen in de theaters. De acteur kreeg meer aanzien, het repertoire kreeg een hoog-literair gehalte, het Nederlands toneel en zijn spelers verwierven in het buitenland grote bekendheid en het publiek kwam nu ook uit de betere kringen. Ziezenis-Wattiers optredens waren evenementen waarover nog wekenlang werd gesproken en geschreven. De toneelcriticus Haug schreef in een van zijn Tooneelbrieven: “Welke bijeenkomsten men bijwone, in welke koffiehuizen men verschijne, op het raadhuis, ja zelfs op de beurs, midden onder het gedruisch des koophandels, is zij aan de orde van de dag. Hare verschijning op het toneel is het sein tot een donderend handgeklap, dat allengs toeneemt, naarmate zij in de gelegenheid is hare talenten meer of minder te doen merken, en dat eindelijke tot woeste zinneloosheid overgaat: 72 Met name Ziesenis-Wattiers vertolking van rollen in klassieke treurspelen moet adembedemend zijn geweest. Van Racine speelde zij onder meer de titelrol alsmede Klytaemnestra in Iphigénie, de titelrol in Phèdre en Agrippina in Britannicus. In 1806 gaf zij tijdens een gastvoorstelling een vertolking van Lady Macbeth. Na dit overweldigende succes werden er regelmatig toneelwedstrijden tussen Hollandse en Franse gezelschappen georganiseerd, waarbij Ziesenis-Wattier steevast fenomenen als Talma en Duchensnois overtroefde. Na haar dood kwam er spoedig een einde aan de classicistische toneeltraditie. Het vaderlandse toneel zou lange tijd op laag peil staan., Het duurde meerdere decenia voordat het weer uit dit dal was.

Johanna Cornelia Ziesenis-Wattier (1762 - 1827)

JOHANNA CORNELIA ZIEZENIS – WATTIER Rotterdam, 13 april 1762 – Rijskwijk, 23 april 1827 ‘De grootste tragédienne van Europa’, zoals Napoleon haar ooit noemde, maakte in 1777 haar debuut bij toneelvernieuwer Maarten Corver in Rotterdam. Vanaf 1780 speelde zij in de Amsterdamse Schouwburg, eerst aan de zijde van Ward Bingley en later met Andries Snoek. De populariteit die deze vrouw gekend heeft was enorm. Zij werd bewonderd door mensen uit alle lagen van de bevolking, was de lieveling van vorsten en vorstinnen. Voor aanhangers van het classicisme was zij een ‘schoonheidsideaal’ “ gelijk de Venus van Medicis, de Apollo van het Belvédère” . Ziezenis – Wattier was een aristocrate van Franse afkomst. Haar majestueuze gestalte, bezielde stem en doorleefde spel brachten iedereeen in vervoering. Het classicisme maakte een einde aan de commedia dell’arte en de kermisachtige taferelen in de theaters. De acteur kreeg meer aanzien, het repertoire kreeg een hoog-literair gehalte, het Nederlands toneel en zijn spelers verwierven in het buitenland grote bekendheid en het publiek kwam nu ook uit de betere kringen. Ziezenis-Wattiers optredens waren evenementen waarover nog wekenlang werd gesproken en geschreven. De toneelcriticus Haug schreef in een van zijn Tooneelbrieven: “Welke bijeenkomsten men bijwone, in welke koffiehuizen men verschijne, op het raadhuis, ja zelfs op de beurs, midden onder het gedruisch des koophandels, is zij aan de orde van de dag. Hare verschijning op het toneel is het sein tot een donderend handgeklap, dat allengs toeneemt, naarmate zij in de gelegenheid is hare talenten meer of minder te doen merken, en dat eindelijke tot woeste zinneloosheid overgaat: 72 Met name Ziesenis-Wattiers vertolking van rollen in klassieke treurspelen moet adembedemend zijn geweest. Van Racine speelde zij onder meer de titelrol alsmede Klytaemnestra in Iphigénie, de titelrol in Phèdre en Agrippina in Britannicus. In 1806 gaf zij tijdens een gastvoorstelling een vertolking van Lady Macbeth. Na dit overweldigende succes werden er regelmatig toneelwedstrijden tussen Hollandse en Franse gezelschappen georganiseerd, waarbij Ziesenis-Wattier steevast fenomenen als Talma en Duchensnois overtroefde. Na haar dood kwam er spoedig een einde aan de classicistische toneeltraditie. Het vaderlandse toneel zou lange tijd op laag peil staan., Het duurde meerdere decenia voordat het weer uit dit dal was.