Charlotte Köhler (1892-1977), actrice en voordrachtskunstenares

CHARLOTTE KÖHLER actrice, voordrachtkunstenares Amsterdam, 15 maart 1892 – Amsterdam, 18 september 1977 Om haar moeder een plezier te doen begon Köhler een opleiding in een hoedenatelier. Na een brief aan de grote Royaards mocht zij bij hem bescheiden rollen spelen in onder meer Vondels Gijsbreght en Lucifer. Na haar eindexamen aan de Amsterdamse Toneelschool kreeg Köhler een aanstelling bij de KVHNT onder leiding van Verkade en stond zij naast grote sterren als Louis Bouwmeester en Jacques Reule. Naar aanleiding van de jeugdige rol Miebetje in Roelvinks Freuleken schreef de pers: “Charlotte Köhler bezit datgene, wat niet aan te leren is”. Bij het Schouwtoneel rees haar ster snel. Zij leerde haar echtgenoot August Defresne kennen, die het boek Sprotje van Margot Scharten-Antink voor Köhler persoonlijk bewerkte. Hiermee creeërde hij voor haar een succesrol. Het publiek adoreerde haar, maar het Schouwtoneel vond haar spel te modern. Na een kort verblijf in Berlijn gaf zij in 1924 een voordracht van Schnitzlers Fräulein Else. Dit was het begin van haar succes als voordrachtkunstenares. Evenals bij haar toneelspel gebruikte zij een minimum aan uiterlijke middelen om een maximum aan effect te behalen. Een van de grote hoogtepunten van haar carrière was haar laatste voordracht in 1963, van Tsjechovs In het Ravijn, waarmee zij afscheid nam van het toneel. “Met een ongeëvenaarde concentratie beoefende zij daar haar vak: schijnbaar moeiteloos werden op zo’n avond tien of twaalf perso- nages met meesterlijke beheersing van stem, gebaren en houding levendig opgeroepen.” Naast haar solo-uitvoeringen is Köhler altijd verbonden gebleven aan verschillende gezelschappen. Bij het Oost-Nederlandsch Tooneel en later de Amsterdamse Tooneelvereniging van Van Dalsum en Defresne beleefde zij haar meest glorierijke periode en werd zij veelvuldig geprezen om haar bijzondere suggestieve toneelstijl. Zij speelde klassieke rollen zoals Euripides’ Medea of Elektra van Sophocles, destijds als “huiveringwekkend” bestempelde vertolkingen.

Charlotte Köhler (1892-1977), actrice en voordrachtskunstenares

CHARLOTTE KÖHLER actrice, voordrachtkunstenares Amsterdam, 15 maart 1892 – Amsterdam, 18 september 1977 Om haar moeder een plezier te doen begon Köhler een opleiding in een hoedenatelier. Na een brief aan de grote Royaards mocht zij bij hem bescheiden rollen spelen in onder meer Vondels Gijsbreght en Lucifer. Na haar eindexamen aan de Amsterdamse Toneelschool kreeg Köhler een aanstelling bij de KVHNT onder leiding van Verkade en stond zij naast grote sterren als Louis Bouwmeester en Jacques Reule. Naar aanleiding van de jeugdige rol Miebetje in Roelvinks Freuleken schreef de pers: “Charlotte Köhler bezit datgene, wat niet aan te leren is”. Bij het Schouwtoneel rees haar ster snel. Zij leerde haar echtgenoot August Defresne kennen, die het boek Sprotje van Margot Scharten-Antink voor Köhler persoonlijk bewerkte. Hiermee creeërde hij voor haar een succesrol. Het publiek adoreerde haar, maar het Schouwtoneel vond haar spel te modern. Na een kort verblijf in Berlijn gaf zij in 1924 een voordracht van Schnitzlers Fräulein Else. Dit was het begin van haar succes als voordrachtkunstenares. Evenals bij haar toneelspel gebruikte zij een minimum aan uiterlijke middelen om een maximum aan effect te behalen. Een van de grote hoogtepunten van haar carrière was haar laatste voordracht in 1963, van Tsjechovs In het Ravijn, waarmee zij afscheid nam van het toneel. “Met een ongeëvenaarde concentratie beoefende zij daar haar vak: schijnbaar moeiteloos werden op zo’n avond tien of twaalf perso- nages met meesterlijke beheersing van stem, gebaren en houding levendig opgeroepen.” Naast haar solo-uitvoeringen is Köhler altijd verbonden gebleven aan verschillende gezelschappen. Bij het Oost-Nederlandsch Tooneel en later de Amsterdamse Tooneelvereniging van Van Dalsum en Defresne beleefde zij haar meest glorierijke periode en werd zij veelvuldig geprezen om haar bijzondere suggestieve toneelstijl. Zij speelde klassieke rollen zoals Euripides’ Medea of Elektra van Sophocles, destijds als “huiveringwekkend” bestempelde vertolkingen.