Eduard Verkade (1878-1961) acteur, regisseur, in de titelrol van 'Hamlet' van William Shakespeare

EDUARD VERKADE Acteur, regisseur, toneelleider Amsterdam, 15 juni 1878 – Beukelen, 11 februari 1961 Tot 1904 studeerde Eduard Verkade scheikunde en was hij fabrikant. Tijdens zijn directeurschap van een trijpweverij kreeg hij toneellessen van onder anderen Willem Royaards en Jan de Vos. In 1904 werd hij naar aanleiding van zijn voordracht van Shakespeare’s Macbeth geëngageerd door de KVHNT. Net als Royaards werd Verkade sterk geïnspireerd door Max Reinhardt en Ed- ward Gordon Craig. Samen gaven zij leiding aan twee groots opgezette projecten, de ‘Zomerspelen’ Lanseloet van Denemarken en Elckerlyc van Van Diest. Ondanks het overweldigende succes ging Verkade hierna zijn eigen weg en richtte het gezelschap Die Haghespelers op, waarmee hij zijn denkbeelden over toneel vorm kon geven. Verkade verzette zich tegen Royaards schoon- heidsideaal. Daarenboven verafschuwde hij het realisme van Heijermans en het conventionele toneelspel van zijn tijd. Met zijn romantisch-emotionele instelling streefde Verkade naar verinner- lijking en geestelijke verdieping. Bovendien pleitte hij voor verbetering van het repertoire en voor eenvoud en rust in het toneelbeeld. Verkade wilde geenszins de werkelijkheid nabootsen, maar “eene schoone schijnwereld (…) doen ontstaan, in welke de toeschouwer, meelevend, voor zijn geestesoog iets van het algemeen menselijke ziet verschijnen”. Hij wilde met mensen werken die nog niet waren beïnvloed door traditionele speltechnieken; de acteur werd geacht zijn personage vanuit zijn eigen intelligentie en fantasie op te bouwen zonder zich in zijn rol te verliezen. Met Die Haghespelers richtte Verkade zich op het repertoire van zogenaamde societystukken van Wilde, Shaw en Schnitzler en introduceerde jonge verfrissende toneelspelers als Enny Vrede, met wie hij enige tijd gehuwd was, en Cor Ruys. In 1914 trad Verkade nochtans toe tot de raad van Beheer van de degelijke KVHNT. Tegelijkertijd had hij de leiding over het Rotterdamsch Tooneel- gezelschap en zijn eigen Haghespelers. Later werd hij bovendien directeur van het Nederlandsch Tooneel. Met zijn vernieuwende werkwijze beïnvloedde hij zo het vastgeroeste en met oude rotten bemande toneel.Talloze prachtige voorstellingen heeft hij in die tijd geregisseerd. Maar uiteindelijk bleek de tegenstelling tot het traditionele toneel, waartoe bijvoorbeeld de Bouwmeesters behoorden toch te groot. Na de grote toneelstaking van 1920 werd Verkade met Die Haghespelers de vaste bespeler van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Inmiddels hadden de jonge Van Dalsum en Else Mauhs zich onder zijn hoede geschaard, bijdragend aan de schitterende voorstelling Njoe van de Russische schrijver Ossip Dymof. Het ene hoogtepunt volgde het andere op. Na een fusie met Comoedia ontstond het Vereenigd Tooneel, van 1924 tot 1930 de vaste bespeler van de Am- sterdamse Stadsschouwburg.

Eduard Verkade (1878-1961) acteur, regisseur, in de titelrol van 'Hamlet' van William Shakespeare

EDUARD VERKADE Acteur, regisseur, toneelleider Amsterdam, 15 juni 1878 – Beukelen, 11 februari 1961 Tot 1904 studeerde Eduard Verkade scheikunde en was hij fabrikant. Tijdens zijn directeurschap van een trijpweverij kreeg hij toneellessen van onder anderen Willem Royaards en Jan de Vos. In 1904 werd hij naar aanleiding van zijn voordracht van Shakespeare’s Macbeth geëngageerd door de KVHNT. Net als Royaards werd Verkade sterk geïnspireerd door Max Reinhardt en Ed- ward Gordon Craig. Samen gaven zij leiding aan twee groots opgezette projecten, de ‘Zomerspelen’ Lanseloet van Denemarken en Elckerlyc van Van Diest. Ondanks het overweldigende succes ging Verkade hierna zijn eigen weg en richtte het gezelschap Die Haghespelers op, waarmee hij zijn denkbeelden over toneel vorm kon geven. Verkade verzette zich tegen Royaards schoon- heidsideaal. Daarenboven verafschuwde hij het realisme van Heijermans en het conventionele toneelspel van zijn tijd. Met zijn romantisch-emotionele instelling streefde Verkade naar verinner- lijking en geestelijke verdieping. Bovendien pleitte hij voor verbetering van het repertoire en voor eenvoud en rust in het toneelbeeld. Verkade wilde geenszins de werkelijkheid nabootsen, maar “eene schoone schijnwereld (…) doen ontstaan, in welke de toeschouwer, meelevend, voor zijn geestesoog iets van het algemeen menselijke ziet verschijnen”. Hij wilde met mensen werken die nog niet waren beïnvloed door traditionele speltechnieken; de acteur werd geacht zijn personage vanuit zijn eigen intelligentie en fantasie op te bouwen zonder zich in zijn rol te verliezen. Met Die Haghespelers richtte Verkade zich op het repertoire van zogenaamde societystukken van Wilde, Shaw en Schnitzler en introduceerde jonge verfrissende toneelspelers als Enny Vrede, met wie hij enige tijd gehuwd was, en Cor Ruys. In 1914 trad Verkade nochtans toe tot de raad van Beheer van de degelijke KVHNT. Tegelijkertijd had hij de leiding over het Rotterdamsch Tooneel- gezelschap en zijn eigen Haghespelers. Later werd hij bovendien directeur van het Nederlandsch Tooneel. Met zijn vernieuwende werkwijze beïnvloedde hij zo het vastgeroeste en met oude rotten bemande toneel.Talloze prachtige voorstellingen heeft hij in die tijd geregisseerd. Maar uiteindelijk bleek de tegenstelling tot het traditionele toneel, waartoe bijvoorbeeld de Bouwmeesters behoorden toch te groot. Na de grote toneelstaking van 1920 werd Verkade met Die Haghespelers de vaste bespeler van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Inmiddels hadden de jonge Van Dalsum en Else Mauhs zich onder zijn hoede geschaard, bijdragend aan de schitterende voorstelling Njoe van de Russische schrijver Ossip Dymof. Het ene hoogtepunt volgde het andere op. Na een fusie met Comoedia ontstond het Vereenigd Tooneel, van 1924 tot 1930 de vaste bespeler van de Am- sterdamse Stadsschouwburg.