Deurbekroning met kinderen, leeuwen en attributen.

model voor de marmeren bekroning boven de deur, toegang gevend tot de Weeskamer in de noordoosthoek van de noordelijke galerij van het 17de-eeuwse stadhuis. In de bewaard gebleven Quellinus-rekeningen wordt het model niet vermeld. In 1652 kwam de verwezenlijking in marmer van deze bekroning, links van het reliëf met de godin Cybele, gereed. Het model wijkt in stijl en afwerking af van de overige terracotta deurbekroningen voor het stadhuis. Het reliëf met de leeuwen komt voor op drie schilderijen van Gerard Dou (1613-1675), daterend van respectievelijk omstreeks 1660, 1662 en 1670/75. Wellicht heeft Dou de lunet gekocht als atelier-rekwisiet. Het reliëf is in dat geval al vroeg in Leiden terecht gekomen. Via Dou-leerling Frans van Mieris I (1635-1681) en diens zoon Willem van Mieris (1662-1747), in 1694 één der oprichters van Ars Aemula Naturae, kan de bekroning vervolgens bij genoemd teken- en schildergenootschap terecht zijn gekomen.

Deurbekroning met kinderen, leeuwen en attributen.

model voor de marmeren bekroning boven de deur, toegang gevend tot de Weeskamer in de noordoosthoek van de noordelijke galerij van het 17de-eeuwse stadhuis. In de bewaard gebleven Quellinus-rekeningen wordt het model niet vermeld. In 1652 kwam de verwezenlijking in marmer van deze bekroning, links van het reliëf met de godin Cybele, gereed. Het model wijkt in stijl en afwerking af van de overige terracotta deurbekroningen voor het stadhuis. Het reliëf met de leeuwen komt voor op drie schilderijen van Gerard Dou (1613-1675), daterend van respectievelijk omstreeks 1660, 1662 en 1670/75. Wellicht heeft Dou de lunet gekocht als atelier-rekwisiet. Het reliëf is in dat geval al vroeg in Leiden terecht gekomen. Via Dou-leerling Frans van Mieris I (1635-1681) en diens zoon Willem van Mieris (1662-1747), in 1694 één der oprichters van Ars Aemula Naturae, kan de bekroning vervolgens bij genoemd teken- en schildergenootschap terecht zijn gekomen.