Vrouwenfiguur met uitstaande linnen kap

Een grafbeeldje uit een reeks van tien (oorspronkelijk 24), afkomstig van het praalgraf van Isabella van Bourbon (gestorven 1465), in 1476 opgericht in de Sint-Michaelsabdij te Antwerpen. Dergelijke graffiguren - in werkelijkheid verwanten van de overledene en rouwdragers of plorannen genoemd - maken deel uit van een middeleeuwse Zuidnederlandse traditie. De 'Amsterdamse' beeldjes zijn spiegelbeeldige kopieën van plorannen aan twee eerdere - eveneens 15de-eeuse en thans niet meer bestaande - graftombes te Brussel en Rijssel. Dit verklaart hun stilistisch wat vroeger te duiden uiterlijk. De onzekere identificatie der voorgestelden is mede het gevolg van het verloren gaan van de oorspronkelijke wapenschildjes en de vele plaatsverwisselingen die de beeldjes in de loop der tijd ondergingen. De tien plorannen moeten vóór 1678 van Isabella's tombe zijn verwijderd. Hoe ze in het bezit zijn gekomen van Jan de Vos is niet bekend. Zijn zoon Pieter de Vos, klerk ter secretarie in Amsterdam, zal de beeldjes van zijn vader hebben geërfd. In 1691 deed hij ze tegen een lijfrentee over aan het Amsterdamse stadsbestuur, dat in de veronderstelling verkeerde met figuren van Hollandse graven en gravinnen van doen te hebben.

Vrouwenfiguur met uitstaande linnen kap

Een grafbeeldje uit een reeks van tien (oorspronkelijk 24), afkomstig van het praalgraf van Isabella van Bourbon (gestorven 1465), in 1476 opgericht in de Sint-Michaelsabdij te Antwerpen. Dergelijke graffiguren - in werkelijkheid verwanten van de overledene en rouwdragers of plorannen genoemd - maken deel uit van een middeleeuwse Zuidnederlandse traditie. De 'Amsterdamse' beeldjes zijn spiegelbeeldige kopieën van plorannen aan twee eerdere - eveneens 15de-eeuse en thans niet meer bestaande - graftombes te Brussel en Rijssel. Dit verklaart hun stilistisch wat vroeger te duiden uiterlijk. De onzekere identificatie der voorgestelden is mede het gevolg van het verloren gaan van de oorspronkelijke wapenschildjes en de vele plaatsverwisselingen die de beeldjes in de loop der tijd ondergingen. De tien plorannen moeten vóór 1678 van Isabella's tombe zijn verwijderd. Hoe ze in het bezit zijn gekomen van Jan de Vos is niet bekend. Zijn zoon Pieter de Vos, klerk ter secretarie in Amsterdam, zal de beeldjes van zijn vader hebben geërfd. In 1691 deed hij ze tegen een lijfrentee over aan het Amsterdamse stadsbestuur, dat in de veronderstelling verkeerde met figuren van Hollandse graven en gravinnen van doen te hebben.