169 lepels, vorken en messen van het Diaconie Oude Vrouwenhuis

Liefdadige instellingen bezaten in de achttiende en negentiende eeuw veelal zilverwerk ten gebruike der 'Heeren Regenten en Mevrouwen Regentessen'. Het Diaconie Oude Vrouwenhuis vormde hierop geen uitzondering. Het bestuur van het huis bestond uit een college van diakenen en diaconessen, elk met een eigen vertrek aan weerszijden van de kerkzaal (Bakker/Fleurbaay/Gerlagh 1988, p. 323 nr. 329). Over de bestelling en het gebruik van het zilver van de diaconie is weinig bekend. Waarschijnlijk werden losse lepels, vorken en messen en later ook wel complete couverts op kosten van een zojuist verkozen diaken of diacones besteld. De gegraveerde opschriften verwijzen naar de naam van de verkozene en het jaar waarin de verkiezing plaatsvond. Wanneer een diaken of diacones zijn of haar bestuursfunctie beëindigde of overleed, bleef het eetgerei deel uitmaken van de inventaris van het Oude Vrouwenhuis. Twee vermeldingen in het archief van de firma As. Bonebakker & Zoon lijken deze veronderstelling te bevestigen. Op 10 februari 1853 bestelde J.C. la Verge Jolles '1 lepel en 1 vork kk 105 à 108 f. 11,35/ werkloon voor het graveren van inscriptie f. 3,90'. Op 24 februari 1858 kocht mej. A.H. Wendelaar bij Bonebakker een tafelcouvert, inclusief graveringen, voor een bedrag van f. 15,75 (GAA, PA 406, Deb. boek 1853, p. 40; Deb. boek 1858, p. 45) (vriendelijke mededeling van de heer B.J. van Benthem). De achttiende-eeuwse personen (alleen diaconessen) zijn in eerste instantie geïdentificeerd op grond van een geschilderde naamlijst uit 1783, in 2001 aanwezig in de kerkzaal van het verpleeghuis Amstelhof. De volledige titel van deze lijst luidt: NAMEN VAN DE EERWAARDE ZUSTEREN DIACONESSEN/ VAN DE WARE gereformeerde kerke Jesu Christi TOT AMSTERDAM/ welke bij GELEGENHEID der VIERING van het EERSTE EEUWFEEST/ DER BOUW en STICHTING van het DIACONIE OUDE VROUWEN HUIS/ in den Dienst WAREN en Vervolgens zijn AANGEKOMEN ANNO 1783/ (afgekort tot: N1783). Twee Herenboekjes, berustend bij het Gemeentearchief Amsterdam, verschaften aanvullende informatie (afgekort tot: H1787, H1791). Voor de identificatie van de negentiende-eeuwse personen (diakenen en diaconessen) vormde het archief van de Nederlands Hervormde Gemeente (GAA, PA 377) een belangrijke bron. In het bijzonder is gebruik gemaakt van: Verdeeling van het diakende DIENSTWERK in AMSTERDAM 1842-1857, waarin: 'Namen en woonplaatsen van de Diakenen in het jaar ...' en 'Namen der in Leven zijnde en alhier woonende ouderlingen en diakenen en de Jaren hunner Verkiezing' (GAA, PA 377A/254A). Het archiefonderzoek heeft meer gegevens opgeleverd dan in bijgaande lijst kon worden opgenomen. Deze informatie is te raadplegen in het Documentatie archief van het Amsterdams Historisch Museum (met vriendelijke dank aan de heer J. Wit voor het door hem verrichtte onderzoek in genoemde archieven). In 1994 kwam het complete zilverbezit van het Diaconie Oude Vrouwenhuis onder de hamer (Glerum 1994, p. 32-35 nr. 201-233). Het Amsterdams Historisch Museum kon op deze veiling slechts twee stukken verwerven (cat.nr. KA 19509, KA 19510). Het hier besproken tafelzilver werd door de Diaconie der Hervormde Gemeente aan de veiling onttrokken en alsnog aan het museum geschonken. Zie over het Diaconie Oude Vrouwenhuis het commentaar bij cat.nr. KA 19509. Zie voor de zilveren tafelcouverts van het belendende Diaconie Corvershof cat.nr. KA 19522.

169 lepels, vorken en messen van het Diaconie Oude Vrouwenhuis

Liefdadige instellingen bezaten in de achttiende en negentiende eeuw veelal zilverwerk ten gebruike der 'Heeren Regenten en Mevrouwen Regentessen'. Het Diaconie Oude Vrouwenhuis vormde hierop geen uitzondering. Het bestuur van het huis bestond uit een college van diakenen en diaconessen, elk met een eigen vertrek aan weerszijden van de kerkzaal (Bakker/Fleurbaay/Gerlagh 1988, p. 323 nr. 329). Over de bestelling en het gebruik van het zilver van de diaconie is weinig bekend. Waarschijnlijk werden losse lepels, vorken en messen en later ook wel complete couverts op kosten van een zojuist verkozen diaken of diacones besteld. De gegraveerde opschriften verwijzen naar de naam van de verkozene en het jaar waarin de verkiezing plaatsvond. Wanneer een diaken of diacones zijn of haar bestuursfunctie beëindigde of overleed, bleef het eetgerei deel uitmaken van de inventaris van het Oude Vrouwenhuis. Twee vermeldingen in het archief van de firma As. Bonebakker & Zoon lijken deze veronderstelling te bevestigen. Op 10 februari 1853 bestelde J.C. la Verge Jolles '1 lepel en 1 vork kk 105 à 108 f. 11,35/ werkloon voor het graveren van inscriptie f. 3,90'. Op 24 februari 1858 kocht mej. A.H. Wendelaar bij Bonebakker een tafelcouvert, inclusief graveringen, voor een bedrag van f. 15,75 (GAA, PA 406, Deb. boek 1853, p. 40; Deb. boek 1858, p. 45) (vriendelijke mededeling van de heer B.J. van Benthem). De achttiende-eeuwse personen (alleen diaconessen) zijn in eerste instantie geïdentificeerd op grond van een geschilderde naamlijst uit 1783, in 2001 aanwezig in de kerkzaal van het verpleeghuis Amstelhof. De volledige titel van deze lijst luidt: NAMEN VAN DE EERWAARDE ZUSTEREN DIACONESSEN/ VAN DE WARE gereformeerde kerke Jesu Christi TOT AMSTERDAM/ welke bij GELEGENHEID der VIERING van het EERSTE EEUWFEEST/ DER BOUW en STICHTING van het DIACONIE OUDE VROUWEN HUIS/ in den Dienst WAREN en Vervolgens zijn AANGEKOMEN ANNO 1783/ (afgekort tot: N1783). Twee Herenboekjes, berustend bij het Gemeentearchief Amsterdam, verschaften aanvullende informatie (afgekort tot: H1787, H1791). Voor de identificatie van de negentiende-eeuwse personen (diakenen en diaconessen) vormde het archief van de Nederlands Hervormde Gemeente (GAA, PA 377) een belangrijke bron. In het bijzonder is gebruik gemaakt van: Verdeeling van het diakende DIENSTWERK in AMSTERDAM 1842-1857, waarin: 'Namen en woonplaatsen van de Diakenen in het jaar ...' en 'Namen der in Leven zijnde en alhier woonende ouderlingen en diakenen en de Jaren hunner Verkiezing' (GAA, PA 377A/254A). Het archiefonderzoek heeft meer gegevens opgeleverd dan in bijgaande lijst kon worden opgenomen. Deze informatie is te raadplegen in het Documentatie archief van het Amsterdams Historisch Museum (met vriendelijke dank aan de heer J. Wit voor het door hem verrichtte onderzoek in genoemde archieven). In 1994 kwam het complete zilverbezit van het Diaconie Oude Vrouwenhuis onder de hamer (Glerum 1994, p. 32-35 nr. 201-233). Het Amsterdams Historisch Museum kon op deze veiling slechts twee stukken verwerven (cat.nr. KA 19509, KA 19510). Het hier besproken tafelzilver werd door de Diaconie der Hervormde Gemeente aan de veiling onttrokken en alsnog aan het museum geschonken. Zie over het Diaconie Oude Vrouwenhuis het commentaar bij cat.nr. KA 19509. Zie voor de zilveren tafelcouverts van het belendende Diaconie Corvershof cat.nr. KA 19522.