De twee allegorische voorstellingen van de Zomer en de Winter (cat. nr. 203) zijn studies voor grisailles, waarvan De Wit er vele heeft gemaakt. De twee ontwerpen waren vermoedelijk bedoeld als bovendeurstukken. Traditioneel werden de jaargetijden vaak als jonge vrouwen afgebeeld, maar De Wit heeft voor zijn ontwerpen van de Zomer en de Winter putti gekozen. Hij voorzag ze wel van de gebruikelijke attributen, zoals de vruchten en de korenaren voor de Zomer en het vuur voor de Winter. Beide tekeningen dateren uit De Wits latere periode, toen zijn werk in kwaliteit afnam. De grote productie en de daarmee gepaard gaande werkdruk zijn hier vermoedelijk debet aan geweest.