Regenten en regentessen van het leprozenhuis te Amsterdam

Kam, in 'Jan Adam Kruseman en zijn catalogus van schilderijen', wijst erop dat in de marginale aantekeningen van de schilder in plaats van die twee -mevr. van Vloten (=Bachman) en mevr. de Mijn (= van der Meulen)- worden genoemd. Marg. El. Hilkes werd pas in 1836 regentes en komt dus niet aan aanmerking, maar Cath. El. Bachman-van Vloten overleed volgens de notulen van regentessen op 7 oktober 1834. Het is dus heel goed mogelijk dat zij wel in opdracht begrepen (vandaar de opmerking van Kruseman) maar dat zij, door haar overlijden werd vervangen door Maria Bartsen, die haar op 17 december 1834 opvolgde. (het schilderij werd pas op 31 december 1835 afgeleverd. De schoorsteen is niet die van de regentessenkamer (vgl. ahma 13991-IA1); het stuk zal dus in de regentenkamer zijn geschilderd. Vijf der afgebeelden zijn, respectievelijk met de letters A-E aangeduid; de staande figuur met A (op brief); de man rechts met B (onder franje stoel), de man links met C (onder afhangend tafelkleed); de schrijvende regentes met D (onder punt pen) en de vrouw rechts van haar met E (op schriftstuk in haar hand). Bij de vrouw links op het schilderij kon geen letter worden waargenomen. Op de brief in de hand van de staande man schriftnabootsende tekst; alleen het woord Amsterdam is leesbaar. Schilderij rechts op de achtergrond , stadhuis op de Dam , is niet in de collectie aanwijsbaar; ook overigens ontbreekt hiervan elk spoor. Schilderij links, man tot borsthoogte, ¾ naar rechts, met hoed en plooikraag. Niet in verband brengen met een der regentenstukken van het Leprozenhuis. Schilderij boven schoorsteen, zeer vaag; voor zover zichtbaar, met geen enkel stuk van het Leprozenhuis in verband te brengen.

Regenten en regentessen van het leprozenhuis te Amsterdam

Kam, in 'Jan Adam Kruseman en zijn catalogus van schilderijen', wijst erop dat in de marginale aantekeningen van de schilder in plaats van die twee -mevr. van Vloten (=Bachman) en mevr. de Mijn (= van der Meulen)- worden genoemd. Marg. El. Hilkes werd pas in 1836 regentes en komt dus niet aan aanmerking, maar Cath. El. Bachman-van Vloten overleed volgens de notulen van regentessen op 7 oktober 1834. Het is dus heel goed mogelijk dat zij wel in opdracht begrepen (vandaar de opmerking van Kruseman) maar dat zij, door haar overlijden werd vervangen door Maria Bartsen, die haar op 17 december 1834 opvolgde. (het schilderij werd pas op 31 december 1835 afgeleverd. De schoorsteen is niet die van de regentessenkamer (vgl. ahma 13991-IA1); het stuk zal dus in de regentenkamer zijn geschilderd. Vijf der afgebeelden zijn, respectievelijk met de letters A-E aangeduid; de staande figuur met A (op brief); de man rechts met B (onder franje stoel), de man links met C (onder afhangend tafelkleed); de schrijvende regentes met D (onder punt pen) en de vrouw rechts van haar met E (op schriftstuk in haar hand). Bij de vrouw links op het schilderij kon geen letter worden waargenomen. Op de brief in de hand van de staande man schriftnabootsende tekst; alleen het woord Amsterdam is leesbaar. Schilderij rechts op de achtergrond , stadhuis op de Dam , is niet in de collectie aanwijsbaar; ook overigens ontbreekt hiervan elk spoor. Schilderij links, man tot borsthoogte, ¾ naar rechts, met hoed en plooikraag. Niet in verband brengen met een der regentenstukken van het Leprozenhuis. Schilderij boven schoorsteen, zeer vaag; voor zover zichtbaar, met geen enkel stuk van het Leprozenhuis in verband te brengen.