Schutters van Rot E

Dit is het enige schuttersstuk waarin de nar van net gilde, kenbaar aan de uil op zijn schouder, mede werd geportretteerd, hetgeen door Riegl slechts onbevredigend verklaard werd als een neiging naar het genre achtige (zie over de schuttersnar ook H. Brugmans, Geschiedenis van Amsterdam I, Amsterdam 1930, blz. 296). De verschillande voorwerpen weeks de schutters demonstratief in de hand houden (haring, sinaasappel, jachtvalk, stokvis etc.) behoeven eveneens een nadere duiding. (Zijn het verwijzingen near de namen van de afgebeelden ?) Riegl besteedde uitvoerig aandacht aan het romaniserende landschap, waarin hij o.a. de piramide van Cestius en een detail van de ruïne van de Constantijnbasilica herkende. Een verandering t.o.v. de landschapsachtergronden in schuttersstukken uit de jaren 1530 is, dat hier de ver gelegen punten niet meer het hoogst liggen, maar integendeel de bomen en gebouwen op de voorgrond hoger zijn geplaatst den de bergen in de verte (Riegl). Het handschrift van Schaep (1653) vermeldt dit paneel in de Voetboogdoelen: “14. Ao 1554. Op de kamer No. 4 een oud stuck van A. 1554, E". (SCHELTEMA VII, 1885, blz. 133). Van Dyk beschrijft het in het stadhuis in de kleine krijgsraadkamer: "No. 14 Hangt naast het groote Stuck, op de ander zyde, en is van dien zelfden Meester geschildert 1554 met twee en twintig Schutters". Dien zelfden Meester is Dirk Cornelissen (Van Dyk 1758). Scheltema (1864 en 1879) meende dat de schilder Dirk Jacobsz was, terwijl Six in 1895 vermeldde dat het schilde rij aan Cornelis Teunissen toegeschreven werd, en het in zijn lijst van 1903 opnam als van een anoniem meester, zoals ook Riegl deed. Schmidt Degener catalogiseerde het als een Dirk Jacobsz (cat. Rijksmuseum 1926, 1934), Hoogewerff noemde het "betrekkelijk dicht bij Dirck Jacobsz." Friedländer meende dat het paneel van dezelfde anoniame hand is als een schuttersstuk van 1557, te herkennen aan de te sterk in profiel getekende neuzen. L. Münz, die de noten verzorgde voor de tweede uitgave van Riegls "Holländische Gruppenporträt”, combineerde ons stuk o.a. met de schutters van 1556 (cat.nr. 604), 1557 (cat.nr. 112) en 1559 (cat.nr. 606) (Riegl). Philippot nam Münz´ idee over en doopte de anonieme schilder de "Meester van het Antwerpse Familieportret", naar het 1559 gedateerde familieportret in het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen.

Schutters van Rot E

Dit is het enige schuttersstuk waarin de nar van net gilde, kenbaar aan de uil op zijn schouder, mede werd geportretteerd, hetgeen door Riegl slechts onbevredigend verklaard werd als een neiging naar het genre achtige (zie over de schuttersnar ook H. Brugmans, Geschiedenis van Amsterdam I, Amsterdam 1930, blz. 296). De verschillande voorwerpen weeks de schutters demonstratief in de hand houden (haring, sinaasappel, jachtvalk, stokvis etc.) behoeven eveneens een nadere duiding. (Zijn het verwijzingen near de namen van de afgebeelden ?) Riegl besteedde uitvoerig aandacht aan het romaniserende landschap, waarin hij o.a. de piramide van Cestius en een detail van de ruïne van de Constantijnbasilica herkende. Een verandering t.o.v. de landschapsachtergronden in schuttersstukken uit de jaren 1530 is, dat hier de ver gelegen punten niet meer het hoogst liggen, maar integendeel de bomen en gebouwen op de voorgrond hoger zijn geplaatst den de bergen in de verte (Riegl). Het handschrift van Schaep (1653) vermeldt dit paneel in de Voetboogdoelen: “14. Ao 1554. Op de kamer No. 4 een oud stuck van A. 1554, E". (SCHELTEMA VII, 1885, blz. 133). Van Dyk beschrijft het in het stadhuis in de kleine krijgsraadkamer: "No. 14 Hangt naast het groote Stuck, op de ander zyde, en is van dien zelfden Meester geschildert 1554 met twee en twintig Schutters". Dien zelfden Meester is Dirk Cornelissen (Van Dyk 1758). Scheltema (1864 en 1879) meende dat de schilder Dirk Jacobsz was, terwijl Six in 1895 vermeldde dat het schilde rij aan Cornelis Teunissen toegeschreven werd, en het in zijn lijst van 1903 opnam als van een anoniem meester, zoals ook Riegl deed. Schmidt Degener catalogiseerde het als een Dirk Jacobsz (cat. Rijksmuseum 1926, 1934), Hoogewerff noemde het "betrekkelijk dicht bij Dirck Jacobsz." Friedländer meende dat het paneel van dezelfde anoniame hand is als een schuttersstuk van 1557, te herkennen aan de te sterk in profiel getekende neuzen. L. Münz, die de noten verzorgde voor de tweede uitgave van Riegls "Holländische Gruppenporträt”, combineerde ons stuk o.a. met de schutters van 1556 (cat.nr. 604), 1557 (cat.nr. 112) en 1559 (cat.nr. 606) (Riegl). Philippot nam Münz´ idee over en doopte de anonieme schilder de "Meester van het Antwerpse Familieportret", naar het 1559 gedateerde familieportret in het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen.