Anno 1666. De slag in de Wielingen

Had de Vierdaagse Zeeslag de naam van De Ruyter doen weerklinken als de schrik des groten Oceaans, nog meer roem verwierf hij enkele maanden later bij een nederlaag, die gewoonlijk de aftocht van De Ruyter wordt genoemd. Op 4 augustus 1666 ontmoetten de Engelse admiraal Monk en De Ruyter elkaar in de Wielingen tussen Duinkerken en North Foreland. Beider vloten waren ongeveer even sterk. Cornelis Tromp die het bevel over de achterhoede voerde, viel met zijn gebruikelijke dapperheid het vijandelijke eskader van de Blauwe Vlag aan, dwong dit tot vluchten en vervolgde het eigendunkelijk dagreizen ver. Nog vóór het vallen van de avond was door het sneuvelen van admiraal Johan Evertsen onze voorhoede naar de Zeeuwse kust teruggeweken, zodat De Ruyter de volgende morgen met zeven of acht beschadigde schepen alleen de overmacht van Monk moest weerstaan. Monk wilde deze gelegenheid niet laten voorbijgaan om zijn grote mededinger te overmeesteren. Waarheen hij keek, overal zag De Ruyter Engelse schepen, maar nergens iets van Tromp en het hagelde kogels op zijn klein smaldeel. De Ruyter ontbood toen zijn onderbevelhebber Aert van Nes bij zich aan boord en raadpleegde met hem over een aftocht, moedeloos uitroepende: Wat overkomt ons, ik wou dat ik dood was. De gedachte dat hij zijn werk kon hervatten als hij er 't leven zou afbrengen, bracht hem echter tot bezinning. Trouw door zijn lotgenoten gevolgd, wist De Ruyter zich met verwonderlijke bedachtzaamheid een weg te banen naar de Vlaamse banken, waar de vijand hem tussen de ondiepten niet durfde te volgen. Koster beeldt de slag bij North Foreland af en niet de Wielingen boven Zeeuws-Vlaanderen, waar De Ruyter naar uitweek.

Anno 1666. De slag in de Wielingen

Had de Vierdaagse Zeeslag de naam van De Ruyter doen weerklinken als de schrik des groten Oceaans, nog meer roem verwierf hij enkele maanden later bij een nederlaag, die gewoonlijk de aftocht van De Ruyter wordt genoemd. Op 4 augustus 1666 ontmoetten de Engelse admiraal Monk en De Ruyter elkaar in de Wielingen tussen Duinkerken en North Foreland. Beider vloten waren ongeveer even sterk. Cornelis Tromp die het bevel over de achterhoede voerde, viel met zijn gebruikelijke dapperheid het vijandelijke eskader van de Blauwe Vlag aan, dwong dit tot vluchten en vervolgde het eigendunkelijk dagreizen ver. Nog vóór het vallen van de avond was door het sneuvelen van admiraal Johan Evertsen onze voorhoede naar de Zeeuwse kust teruggeweken, zodat De Ruyter de volgende morgen met zeven of acht beschadigde schepen alleen de overmacht van Monk moest weerstaan. Monk wilde deze gelegenheid niet laten voorbijgaan om zijn grote mededinger te overmeesteren. Waarheen hij keek, overal zag De Ruyter Engelse schepen, maar nergens iets van Tromp en het hagelde kogels op zijn klein smaldeel. De Ruyter ontbood toen zijn onderbevelhebber Aert van Nes bij zich aan boord en raadpleegde met hem over een aftocht, moedeloos uitroepende: Wat overkomt ons, ik wou dat ik dood was. De gedachte dat hij zijn werk kon hervatten als hij er 't leven zou afbrengen, bracht hem echter tot bezinning. Trouw door zijn lotgenoten gevolgd, wist De Ruyter zich met verwonderlijke bedachtzaamheid een weg te banen naar de Vlaamse banken, waar de vijand hem tussen de ondiepten niet durfde te volgen. Koster beeldt de slag bij North Foreland af en niet de Wielingen boven Zeeuws-Vlaanderen, waar De Ruyter naar uitweek.