Lijfje

Het lijfje en de rok van deze japon horen niet bij elkaar. De zwarte textielsoort krip doet vermoeden dat het lijfje onderdeel is geweest van een tweedelige rouwjapon. Krip is een rouwstof, die vooral in het laatste kwart van de negentiende eeuw populair is. De mouwen van de japon horen bij het modebeeld van 1892-1895. Vanaf 1890 zijn de mouwen van de japonnen groter en circa 1892 krijgen japonnen lange mouwen, waarvan het bovendeel sterk poffend. Na 1895 is de hele mouw poffend en wordt de grootste omvang ervan bereikt om vervolgens enkele jaren later geheel uit het modebeeld te verdwijnen. Zowel het lijfje met de rijk versierde, opgezette kraag als de rok zijn recent gerestaureerd. De kraag was deels vervormd en door slijtage zijn er gaten ontstaan. Daar waar de tule van de kraag de kralen raakte zijn er verkleuringen opgetreden. Om het lijfje in een staat te brengen waarin het mogelijk wordt deze te exposeren, is de buitenste kraag uit elkaar gehaald om vervolgens de zwakke plekken te verstevigen met nieuw toegevoegd katoen. Soms moeten eerdere restauraties ongedaan gemaakt worden om een kledingstuk te behouden. Zo is de rok bij een vroegere conservering op de plekken waar gaten in de stof vielen, aan de binnenkant met aangelijmde en zwartgeverfde gaas beplakt. Dit gaas is de loop der tijd echter zo hard geworden dat besloten is deze stukken te verwijderen. De rok heeft vervolgens een tegenvoering gekregen van zwarte zijde, waarop de gaten met spansteken zijn vastgezet op de ondergrond.

Lijfje

Het lijfje en de rok van deze japon horen niet bij elkaar. De zwarte textielsoort krip doet vermoeden dat het lijfje onderdeel is geweest van een tweedelige rouwjapon. Krip is een rouwstof, die vooral in het laatste kwart van de negentiende eeuw populair is. De mouwen van de japon horen bij het modebeeld van 1892-1895. Vanaf 1890 zijn de mouwen van de japonnen groter en circa 1892 krijgen japonnen lange mouwen, waarvan het bovendeel sterk poffend. Na 1895 is de hele mouw poffend en wordt de grootste omvang ervan bereikt om vervolgens enkele jaren later geheel uit het modebeeld te verdwijnen. Zowel het lijfje met de rijk versierde, opgezette kraag als de rok zijn recent gerestaureerd. De kraag was deels vervormd en door slijtage zijn er gaten ontstaan. Daar waar de tule van de kraag de kralen raakte zijn er verkleuringen opgetreden. Om het lijfje in een staat te brengen waarin het mogelijk wordt deze te exposeren, is de buitenste kraag uit elkaar gehaald om vervolgens de zwakke plekken te verstevigen met nieuw toegevoegd katoen. Soms moeten eerdere restauraties ongedaan gemaakt worden om een kledingstuk te behouden. Zo is de rok bij een vroegere conservering op de plekken waar gaten in de stof vielen, aan de binnenkant met aangelijmde en zwartgeverfde gaas beplakt. Dit gaas is de loop der tijd echter zo hard geworden dat besloten is deze stukken te verwijderen. De rok heeft vervolgens een tegenvoering gekregen van zwarte zijde, waarop de gaten met spansteken zijn vastgezet op de ondergrond.