Makelaarsstokje

Herman Ja(c)ques Gerlings werd in 1803 in Amsterdam geboren, in 1821 aangesteld als makelaar in effecten, maar hij bedankte voor het ambt in 1826. In 1825 trouwde hij in Haarlem met Henriëtte Marie Scholting, was burgemeester van Schoten (bij Haarlem) en van 1839-1856 stadssecretaris van Haarlem, waar hij in 1856 overleed (AHM, Documentatiearchief). Abraham Bout vervaardigde in het tweede kwart van de negentiende eeuw geregeld zilverbeslag voor makelaarsstokjes. Hij deed dit in opdracht van de kashoudster Wed. De Groot die ze aan het Makelaarsgilde leverde. In 1808 zette Geertruy Langesaal, weduwe van Harmanus de Groot, de zilverwinkel van haar overleden echtgenoot voort. In de bewaard gebleven kasboeken van het Amsterdamse Makelaarsgilde wordt haar naam in een post van 28 oktober 1826 vermeld: 'Wed. H. de Groot Zilversmit' naast een bedrag van f. 148,30,- (GAA, PA 366, 1216). Getuige de vele vermeldingen van haar naam in de kasboeken was zij de vaste leverancier van zilveren makelaarsdopjes in de periode 1817-1852. De leveranties van ebbenhouten stokjes zijn meestal anoniem. Slechts in enkele gevallen wordt de verkoper van het houtdraaiwerk bij naam genoemd, te weten Wed. J.L. Wasmoetz in 1817 en 1824 en H. Bondt in 1831 en 1841 (GAA, PA 866, 1215-1216) (gepubliceerd in: De Lorm 2001~2, p. 287). Zie voor een door Harmanus de Groot vervaardigd makelaarsstokje: cat.nr. KA 17668 en voor twee andere stokjes door Abraham Bout: cat.nr. KA 17671, KB 1881. Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit vier stokjes van Bout (De Lorm 2001~2, p. 287-289 nr. 215-217, p. 295 nr. 224). Zie het commentaar bij cat.nr. KA 7178.

Makelaarsstokje

Herman Ja(c)ques Gerlings werd in 1803 in Amsterdam geboren, in 1821 aangesteld als makelaar in effecten, maar hij bedankte voor het ambt in 1826. In 1825 trouwde hij in Haarlem met Henriëtte Marie Scholting, was burgemeester van Schoten (bij Haarlem) en van 1839-1856 stadssecretaris van Haarlem, waar hij in 1856 overleed (AHM, Documentatiearchief). Abraham Bout vervaardigde in het tweede kwart van de negentiende eeuw geregeld zilverbeslag voor makelaarsstokjes. Hij deed dit in opdracht van de kashoudster Wed. De Groot die ze aan het Makelaarsgilde leverde. In 1808 zette Geertruy Langesaal, weduwe van Harmanus de Groot, de zilverwinkel van haar overleden echtgenoot voort. In de bewaard gebleven kasboeken van het Amsterdamse Makelaarsgilde wordt haar naam in een post van 28 oktober 1826 vermeld: 'Wed. H. de Groot Zilversmit' naast een bedrag van f. 148,30,- (GAA, PA 366, 1216). Getuige de vele vermeldingen van haar naam in de kasboeken was zij de vaste leverancier van zilveren makelaarsdopjes in de periode 1817-1852. De leveranties van ebbenhouten stokjes zijn meestal anoniem. Slechts in enkele gevallen wordt de verkoper van het houtdraaiwerk bij naam genoemd, te weten Wed. J.L. Wasmoetz in 1817 en 1824 en H. Bondt in 1831 en 1841 (GAA, PA 866, 1215-1216) (gepubliceerd in: De Lorm 2001~2, p. 287). Zie voor een door Harmanus de Groot vervaardigd makelaarsstokje: cat.nr. KA 17668 en voor twee andere stokjes door Abraham Bout: cat.nr. KA 17671, KB 1881. Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit vier stokjes van Bout (De Lorm 2001~2, p. 287-289 nr. 215-217, p. 295 nr. 224). Zie het commentaar bij cat.nr. KA 7178.