Panier

Onderkleding bepaalde de vorm van de bovenkleding. In de achttiende eeuw lag het accent op de heupen. Om deze lichaamsdelen te benadrukken droegen vrouwen paniers (hoepelrokken). Waar en wanneer de panier voor het eerst werd gedragen is onduidelijk. In Engeland verscheen hij rond 1714 en stond bekend als de hoop petticoat. In Frankrijk zou hij rond 1715 zijn afgeleid van theater kostuums. Actrices droegen kuitlange gesteven onderrokken om hun kostuum goed uit te laten komen en om hun taille kleiner te doen lijken. De paniers zijn zeer waarschijnlijk afgeleid van deze gesteven onderrokken genaamd criardes (vrije vertaling uit het Frans : luidruchtig, krijsen), zo genoemd vanwege het geluid wat ze maakten tijdens het lopen. Pas vanaf 1725-1730 kreeg de panier zijn ovale vorm. De voor- en achterzijde werden platter gemaakt door een constructie van koorden aan de binnenkant. Rond 1746 waren de hoepelrokken uitgegroeid tot zeer brede constructies tot kuithoogte. Daarnaast kwamen er ook korte paniers in de mode die uit twee losse heupstukken bestonden. Deze dubbele paniers werden met behulp van striklinten om het middel gebonden. Volgens auteur François Boucher waren er in de achttiende eeuw allerlei soorten paniers: de trechtervormige paniers à guéridon, koepelvormige paniers à coupole, paniers à bourrelets, paniers à gondoles, Molinist paniers en elbow paniers. Er waren ook Jansenist paniers; dit waren korte gequilte onderrokken verstevigd met paardenhaar. De twee paniers lijken erg op elkaar. Beiden zijn gemaakt van crèmekleurig linnen, gewatteerd in een ruitmotief en opgevuld met paardenhaar. De panier is in de taille in te halen middels twee strikbanden (bij KA 1125 ontbreken deze strikbanden). De zaksplitten zijn aan weerszijden extra opgevuld met paardenhaar. Één panier (KA 1126) is aan de binnenzijde onder de zaksplitten verstevigd met twee horizontale baleinen van riet, met aan de uiteinden striklinten om op te spannen. Tevens bevindt zich halverwege middenvoor een identieke horizontale balein van riet. Afgaande op de beschrijving van Boucher zouden de paniers in de collectie van het Amsterdam Museum Jansenist paniers zijn.

Panier

Onderkleding bepaalde de vorm van de bovenkleding. In de achttiende eeuw lag het accent op de heupen. Om deze lichaamsdelen te benadrukken droegen vrouwen paniers (hoepelrokken). Waar en wanneer de panier voor het eerst werd gedragen is onduidelijk. In Engeland verscheen hij rond 1714 en stond bekend als de hoop petticoat. In Frankrijk zou hij rond 1715 zijn afgeleid van theater kostuums. Actrices droegen kuitlange gesteven onderrokken om hun kostuum goed uit te laten komen en om hun taille kleiner te doen lijken. De paniers zijn zeer waarschijnlijk afgeleid van deze gesteven onderrokken genaamd criardes (vrije vertaling uit het Frans : luidruchtig, krijsen), zo genoemd vanwege het geluid wat ze maakten tijdens het lopen. Pas vanaf 1725-1730 kreeg de panier zijn ovale vorm. De voor- en achterzijde werden platter gemaakt door een constructie van koorden aan de binnenkant. Rond 1746 waren de hoepelrokken uitgegroeid tot zeer brede constructies tot kuithoogte. Daarnaast kwamen er ook korte paniers in de mode die uit twee losse heupstukken bestonden. Deze dubbele paniers werden met behulp van striklinten om het middel gebonden. Volgens auteur François Boucher waren er in de achttiende eeuw allerlei soorten paniers: de trechtervormige paniers à guéridon, koepelvormige paniers à coupole, paniers à bourrelets, paniers à gondoles, Molinist paniers en elbow paniers. Er waren ook Jansenist paniers; dit waren korte gequilte onderrokken verstevigd met paardenhaar. De twee paniers lijken erg op elkaar. Beiden zijn gemaakt van crèmekleurig linnen, gewatteerd in een ruitmotief en opgevuld met paardenhaar. De panier is in de taille in te halen middels twee strikbanden (bij KA 1125 ontbreken deze strikbanden). De zaksplitten zijn aan weerszijden extra opgevuld met paardenhaar. Één panier (KA 1126) is aan de binnenzijde onder de zaksplitten verstevigd met twee horizontale baleinen van riet, met aan de uiteinden striklinten om op te spannen. Tevens bevindt zich halverwege middenvoor een identieke horizontale balein van riet. Afgaande op de beschrijving van Boucher zouden de paniers in de collectie van het Amsterdam Museum Jansenist paniers zijn.